Wat is goed: sms’en of sms-en? En hoe schrijf je de vervoegingen van dit werkwoord?
De juiste spelling van het hele werkwoord is sms’en, met een apostrof.
De basis van dit werkwoord is de afkorting sms. Daarachter komt het achtervoegsel -en om er een werkwoord mee te vormen. Omdat sms een afkorting is, kun je dat achtervoegsel niet zomaar daaraan vast schrijven. Een vorm als ‘smst’ is namelijk onduidelijk. Het ‘bindmiddel’ dat je nodig hebt, is de apostrof. Met de apostrof ‘plak’ je namelijk achtervoegsels aan afkortingen vast.
Een streepje gebruik je in bijvoorbeeld sms-bericht en antwoord-sms. Nu combineer je de afkorting sms met een ‘echt’ woord. Anders gezegd: sms-bericht en antwoord-sms zijn samenstellingen (vandaar het streepje) en sms’en is een een afleiding (vandaar de apostrof).
Een bijzonder geval is terug-sms’en: na terug komt een streepje, en na sms een apostrof. Terug is immers een ‘echt’ woord, dat ook los als zelfstandig woord kan voorkomen, maar sms’en is een afleiding. (De taalkundige term voor een woord als terug-sms’en is ‘samenstellende afleiding’.)
Sms’t - sms’te - ge-sms’t
De apostrof in sms’en komt ook terug in de vervoegingen. Let op het voltooid deelwoord: na ge- komt een streepje. Dat is een beslissing van de spellingregelmakers: ge-sms’t leest gewoon prettiger dan ge’sms’t.
- ik sms - ik sms’te
- jij sms’t - jij sms’te
- hij/zij sms’t - hij/zij sms’te
- wij sms’en - wij sms’ten
- jullie sms’en - jullie sms’ten
- zij sms’en - zij sms’ten
- ik heb ge-sms’t
- druk sms’end
In de vervoegingen van de verleden tijd verschijnt een t, omdat de stam sms op een [s]-klank eindigt. Hierop is ook het ezelsbruggetje ’t kofschip gebaseerd. Ook in mms’en (‘multimedia message service gebruiken’) verschijnt in de verleden tijd de uitgang -te: ik mms - jij mms’t - jij mms’te - jij hebt ge-mms’t.
Cc’en - cc’t - cc’de - ge-cc’d
Bij cc’en is de vervoeging in de verleden tijd cc’de - heeft ge-cc’d. De stam cc eindigt op een lange [ee]: we zeggen [see-see]. In bijvoorbeeld ‘Petra cc’de het bericht’ komt er daarom -de na de stam cc. Voor dtp’en geldt hetzelfde. Goed is: ik dtp - jij dtp’t - jij dtp’de - jij hebt ge-dtp’d. Cc’en en dtp’en zijn dus eigenlijk vergelijkbaar met sleeën. Het is ook ‘Petra sleede van de heuvel af’: na de stam slee komt -de.
Msn’en - jij msn’t - jij msn’de - jij hebt ge-msn’d is vergelijkbaar met rennen - jij rent - jij rende - jij hebt gerend.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!