Is het ik ski of ik skie?
Juist is ik ski.
De vervoegingen van skiën worden als volgt geschreven:
tegenwoordige tijd | verleden tijd | |
eerste persoon enkelvoud | ik ski | ik skiede |
tweede persoon enkelvoud | jij/u skiet | jij/u skiede |
derde persoon enkelvoud | hij/zij skiet | hij/zij skiede |
eerste persoon meervoud | wij skiën | wij skieden |
tweede persoon meervoud | jullie skiën | jullie skieden |
derde persoon meervoud | zij skiën | zij skieden |
voltooid deelwoord | zijn/hebben geskied | |
gebiedende wijs | ski |
De eerste persoon enkelvoud (ik-vorm) is altijd de stam van het werkwoord: doorgaans het hele werkwoord min -en. Bij werken hoort ik werk en bij skiën hoort ik ski. In de tweede en derde persoon komt daar een t achter: ik werk, jij werkt, hij werkt. Bij ski is dat niet zonder meer mogelijk: skit zou tot een verkeerde uitspraak leiden. Daarom wordt de i verlengd tot ie: jij skiet, hij skiet.
In de verleden tijd is de uitspraak niet in het geding; skide zou goed worden uitgesproken. Dat de juiste spelling toch skiede is, komt doordat de ie-klank gevolgd wordt door een Nederlands achtervoegsel (-de). Om diezelfde reden schrijven we bijvoorbeeld ook actieve (naast activeren), plezierig, markiezen (naast markizaat) en creatieveling (naast creativiteit).
Vergelijkbaar: taxiën, wifiën, jitsiën
De vervoeging van taxiën, wifiën en jitsiën (‘werken met Jitsi’) is vergelijkbaar:
- ik taxi - jij/hij taxiet - ik/jij/hij taxiede - getaxied
- ik wifi - jij/hij wifiet - ik/jij/hij wifiede - gewified
- ik jitsi - hij/zij jitsiet - ik/jij/hij jitsiede - gejitsied