Het meewerkend voorwerp is vaak de ‘ontvangende partij’. Het gaat om een bepaald soort indirect object. Vaak begint het meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan – als dat niet in de zin staat, kan het er meestal bij gedacht worden. Enkele voorbeelden:

  • Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder.
  • Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging.
  • Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.
  • Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
  • Toen de kinderen niet luisterden, nam hun vader hun de playstation af.

Het meewerkend voorwerp is meestal een levend wezen of een instantie, maar in sommige gevallen kan ook een ding of iets abstracts meewerkend voorwerp zijn: ‘Zij heeft de kast een lik verf gegeven’, ‘Zij geven prioriteit aan samenwerking.’

Soms denk je bij het meewerkend voorwerp niet het voorzetsel aan erbij, maar eerder bij. Bijvoorbeeld:

  • Hij trok zijn dochter een schattig jasje aan.
  • De procedure was hun onbekend.

Dan is de grens met het ondervindend voorwerp soms lastig te bepalen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!