Bedrijfsonroerendgoed is dus een samenstelling. Deze samenstelling bestaat uit bedrijf, een tussen-s en de woordgroep onroerend goed. Onroerend goed bestaat uit het bijvoeglijk naamwoord onroerend (‘niet bewegend, vast’) en het zelfstandig naamwoord goed. Het is de benaming voor grond met daarop eventueel woningen of andere panden. Tegenover onroerend goed staat roerend goed: zaken die verplaatst kunnen worden, zoals meubelen.

Bedrijfs- en onroerend goed wordt bedrijfsonroerendgoed

Een bijvoeglijk naamwoord staat bijna altijd los voor het zelfstandig naamwoord waar het iets over zegt. Daarom noem je onroerend goed een woordgroep. Maar zodra zo’n woordgroep samen met een zelfstandig naamwoord (zoals bedrijf) één begrip vormt, schrijf je ook de delen van de woordgroep aan elkaar: bedrijfsonroerendgoed. Het komt trouwens veel vaker voor dat de woordgroep links staat. Zo vormen lange afstand en loper samen langeafstandsloper.

Meer voorbeelden die lijken op bedrijfsonroerendgoed:

  • executiekortgeding (executie + kort geding)
  • gezinseigenrisico (gezin + eigen risico)
  • meerjarenfinancieelplan (meer jaren + financieel plan)
  • privéonroerendgoed (privé + onroerend goed)
  • spoedkortgeding (spoed + kort geding)
  • staatsmiddelbareschool (staats + middelbare school)
  • zwangerschapshogebloeddruk (zwangerschap + hoge bloeddruk)

Je kunt altijd een of meer streepjes voor de duidelijkheid invoegen in samenstellingen. Zo zijn bedrijfs-onroerendgoed, executie-kortgeding en meerjaren-financieelplan ook goed.

In bijvoorbeeld oud-juridischmedewerker en kandidaat-beëdigdvertaler is een streepje na oud- en kandidaat- verplicht.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag

Vind je dit lastig? Dan is onze online training ‘Los of vast’ (voor gevorderden) iets voor jou. In deze training krijg je niet alleen meer uitleg over samenstellingen met woordgroepen, maar ook over allerlei andere woorden. Hoe weet je of je ze los, vast of met een streepje schrijft? Met behulp van filmpjes, voorbeelden en oefeningen heb je binnen een uur de spellingregels daarvoor onder de knie.