Wierook betekent eigenlijk ‘rook waarmee iets wordt gewijd’, ‘heilige rook’.

In wierook is het Oudnederlandse werkwoord wien te herkennen, dat waarschijnlijk werd uitgesproken als ‘wie-uhn’. Uit dit werkwoord is wijden ontstaan, dat ‘zegenen, heilig maken’ betekent. Van dit oude werkwoord wien is bijvoorbeeld ook wijwater afgeleid. Wijwater is door een priester gewijd water.

De Oudnederlandse lange i-klank is in veel hedendaagse woorden een lange ij geworden. Dat is ook gebeurd in wijden en wijwater. Maar in sommige woorden leeft de oude i-klank nog voort, zoals in wierook, en ook bijvoorbeeld in scharensliep (waarin het eigenlijk om slijpen gaat) en het bijvoeglijk naamwoord stief in een stief kwartier(tje) (‘ruim een kwartier’), dat een variant is van stijf. (Met stief- in stiefmoeder heeft dit woord stief dan weer niets te maken.)

Het woorddeel wie- en het werkwoord wijden zijn overigens verwant met het Duitse Weih- in Weihnachten (‘Kerstmis’; letterlijk ‘heilige nacht’).

Het eerste deel van wierook heeft in elk geval niets te maken met wier (de waterplant). De spelling wierrook is dan ook niet juist.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!