Is ‘het meisje die daar fietst’ goed of fout?
‘Het meisje die daar fietst’ geldt echt als een fout. Alleen ‘het meisje dat daar fietst’ is volgens de taalnorm juist.
Meisje is een onzijdig woord: het is het meisje. Bij het-woorden hoort volgens de taalnorm het betrekkelijk voornaamwoord dat, niet die. Bijvoorbeeld:
- het meisje dat daar fietst
- het Kamerlid dat veel lof oogstte
- het huis dat te koop staat
- het idee dat ik gisteren had
- een boek dat ik mooi vond
Het betrekkelijk voornaamwoord die is goed bij de-woorden en bij meervouden: ‘de jas die ik gisteren kocht’, ‘de actrice die al jaren succes heeft’, ‘de meisjes die daar fietsen’.
Personen
Dat ‘het meisje die daar fietst’ veel voorkomt, komt onder meer doordat meisje een aanduiding is voor een persoon. Veel mensen vinden het vreemd om met een onzijdig verwijswoord (zoals dat) naar een persoon te verwijzen. Daarom kiezen ze voor die in zinnen als ‘Het meisje die daar fietst, zit op de havo’ en ‘Het neefje die vlakbij woont, komt hier veel vaker dan mijn andere neefje.’ Dit gebruik van die is echter voor de meeste taalgebruikers (nog) niet acceptabel, in elk geval niet in de schrijftaal.
Toch geeft de Algemene Nederlandse Spraakkunst voorbeelden van acceptabele zinnen waarin met die wordt verwezen naar een het-woord, zoals:
- Zijn meisje, die bij ons op kantoor werkt, is met vakantie.
- Het hoofd van de afdeling, die een eigen parkeerplaats heeft, kwam juist die dag niet met de auto.
Die verwijst hier naar een persoon en leidt een uitbreidende bijzin in. Daarom staat er een komma voor die. In beide zinnen is dat natuurlijk ook mogelijk.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden
Bij bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden gaat het biologische geslacht wél altijd boven het grammaticale geslacht als het om een persoon of een dier gaat:
- Het meisje zei dat ze honger had.
- Ik vroeg aan het jongetje waar hij vandaan kwam.
- Mijn zoon is dol op zijn neefje en loopt hem overal achterna.
- Het meisje sleutelt aan haar brommer.
- Ik gaf het moederkonijn extra voer en dat at ze allemaal op.
- Het schaap liet haar lam drinken.
Bij andere het-woorden (waarbij het dus niet om een persoon of dier gaat) is alleen de verwijzing met het en zijn juist: ‘Het bedrijf zorgt goed voor zijn medewerkers’; ‘Het management weet niet goed waar het naartoe wil.’