Als je een zin redekundig ontleedt, probeer je te bepalen uit welke zinsdelen die zin bestaat. Daarvoor moet je weten welke grammaticale rollen de woorden, woordgroepen of bijzinnen in de zin hebben. De eenzinsdeelproef kan je daarbij helpen.

Hoe gebruik je de eenzinsdeelproef?

Als je de eenzinsdeelproef gebruikt, plaats je de woorden waarvan je denkt dat ze samen één zinsdeel vormen, vóór de persoonsvorm. In een ‘gewone’ zin (geen vraagzin) kan er namelijk maar één zinsdeel vóór de persoonsvorm staan. De eenzinsdeelproef is gebaseerd op dit feit. Je weet dat een groepje woorden één zinsdeel vormt als je het in zijn geheel kunt verplaatsen naar de plek vóór de persoonsvorm. Daarbij moet de zin goed blijven klinken en dezelfde betekenis houden.

Als je bijvoorbeeld de zin ‘De handige buurvrouw verft de oude deur’ bekijkt, weet je dus meteen dat de handige buurvrouw een zinsdeel is. De handige buurvrouw staat immers vóór de persoonsvorm verft.

Je zult direct vermoeden dat de oude deur ook een zinsdeel is. En inderdaad: je kunt de oude deur voor verft zetten: ‘De oude deur verft de handige buurvrouw’ is ook een mogelijke zin. (Wel is de deze volgorde wat vreemd en moet je veel nadruk leggen op de oude deur.)

Toepassing eenzinsdeelproef

De eenzinsdeelproef kan vooral nuttig zijn bij langere zinnen als: ‘Ella van hiernaast verft de deur met de glas-in-loodraampjes groen met een gloednieuwe kwast.’ Nu is het moeilijker te bepalen welke woorden één zinsdeel vormen.

Je weet meteen dat Ella van hiernaast een zinsdeel is. Deze woorden staan immers al voor de persoonsvorm verft.

Als de deur met de glas-in-loodraampjes groen met een gloednieuwe kwast ook in zijn geheel één zinsdeel is, dan moet deze zin juist zijn:

  • De deur met de glas-in-loodraampjes groen met een gloednieuwe kwast verft Ella van hiernaast.

Deze zin klinkt niet goed. Je kunt dit dus niet allemaal voor de persoonsvorm verft plaatsen. De woorden vormen dus niet één zinsdeel.

Je haalt dan het laatste stuk weg: met een gloednieuwe kwast. Je krijgt dan: 

  • De deur met de glas-in-loodraampjes groen verft Ella van hiernaast met een gloednieuwe kwast.

Dat klinkt nog steeds niet goed. Je haalt dan ook groen weg. Dan krijg je:

  • De deur met de glas-in-loodraampjes verft Ella van hiernaast groen met een gloednieuwe kwast.

Dat klinkt wél goed. Nu weet je dat de deur met de glas-in-lood-raampjes één zinsdeel is.

Als je twijfelt of groen met een gloednieuwe kwast één zinsdeel is, plaats je het geheel voor de persoonsvorm:

  • Groen met een gloednieuwe kwast verft Ella van hiernaast de deur met de glas-in-loodraampjes.

Dat klinkt niet goed. Daaruit kun je afleiden dat groen en met een gloednieuwe kwast twee zinsdelen zijn. Deze zinnen zijn namelijk wel goed:

  • Met een gloednieuwe kwast verft Ella van hiernaast de deur met de glas-in-loodraampjes groen.
  • Groen verft Ella van hiernaast de deur met de glas-in-loodraampjes met een gloednieuwe kwast.

Ontleding van de hele zin

De ontleding van de zin ‘Ella van hiernaast verft de deur met de glas-in-loodraampjes groen met een gloednieuwe kwast’ ziet er zo uit:

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag