Accent
Toen ik achttien was, studeerde ik een jaar in Amerika, en was het mijn wens om zó goed Amerikaans te leren spreken dat men niet meer zou horen dat ik een buitenlander was. Aan het einde van het jaar kwam het soms voor dat mensen zeiden dat ze geen accent konden horen, maar ik denk achteraf dat dat vooral aardigheid was.
In de jaren sinds ik terug ben, is dat Amerikaanse accent afgezwakt. Het voelt te aanstellerig. Dus spreek ik een soort Nederlands-Engels, net als de meeste Nederlanders.
Maar nu ik in Sheffield ben gearriveerd, en daar een jaar ga blijven, moet ik bedenken hoe ik mijzelf in het Engels ga uitdrukken. Terug naar het Amerikaans? Dat lijkt me raar. Een Frans Timmermannetje doen en hardcore Brits proberen te spreken? Dan voelt het alsof ik de hele tijd toneelspeel. En daarnaast, ik zit in het noorden van Engeland; daar spreken ze zelf ook niet the Queen’s English (of is het inmiddels the King’s English?), maar iets wat veel gezelliger klinkt – ‘love’ is hier een normale aanspreekvorm.
Bij een koffietent bestelde ik iets bij een aardige jongen, en kreeg ik een antwoord dat ik niet, maar dan ook echt niet verstond. ‘Excuse me?’, zei ik. Weer dat onbegrijpelijke antwoord. ‘Sorry, ik begrijp je echt niet’, gaf ik uiteindelijk maar toe. De jongen lachte: ‘O nee, dat ligt aan mij, ik kom uit Birmingham!’
Dit is natuurlijk de houding die je moet hebben ten opzichte van je eigen accent: niets aan te doen, leuk hè?
Ik vermoed dat ik mijn Nederlandse accent helemaal moet gaan ‘ownen’ en totally gewoon speak to everybody in a gezellig way, hè, and not worry too much about how I come across, because as we say in Dutch: het is wat het is.
Alsjeblieft!
Deze column uit het november/decembernummer (2023) van Onze Taal kreeg je cadeau.