Een trema geeft het begin van een nieuwe lettergreep aan, bijvoorbeeld in financiën, coördinatie en reünie. Een umlaut (preciezer gezegd: een umlautteken) is bedoeld om de juiste uitspraak van de klinker weer te geven, bijvoorbeeld in föhn en hüttenkäse.

Trema: klinkerbotsing

Het trema wordt gebruikt bij klinkerbotsing. Dat houdt in dat er twee klinkers naast elkaar staan die als één klank gelezen kunnen worden, terwijl ze juist bij verschillende lettergrepen horen, zoals in ruïne en geërgerd. Het trema voorkomt hier dat je de u + i als ui of de e + e als ee leest. Dankzij het trema weet je bij welke klinker een nieuwe lettergreep begint. Trema’s komen voor in afleidingen (niet-samengestelde woorden). In samenstellingen, zoals foto-expositie en na-apen, gebruik je koppeltekens (liggende streepjes) om klinkerbotsing te voorkomen.

Umlaut: leenwoorden

Umlauten komen alleen in leenwoorden voor – met name uit het Duits, Zweeds en Turks. Ze geven aan dat je een klinker anders uitspreekt dan normaal het geval is in die taal. Umlaut betekent in het Duits dan ook letterlijk ‘omklank’, oftewel ‘klankverandering’. Zo klinkt de ö als ‘uh’ of ‘eu’ en de ä als ‘e’ of ‘ee’: rösti, döner, knäckebröd, salonfähig. Een ü geeft in het Duits een ‘uu’-klank aan (zoals in glühwein). Zonder umlaut is de u er een ‘oe’ (zoals in apfelstrudel).

Welbeschouwd is de ü in het Nederlands vaak overbodig: in überhaupt en bühne zou de u ook zonder umlaut als ‘uu’ klinken. De umlaut is in deze woorden bewaard gebleven. Het komt vaak voor dat leenwoorden hun ‘anderstalige’ uiterlijk behouden.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail

Umlaut: ook een klankverschijnsel

Het woord umlaut wordt in de taalkunde ook voor iets anders gebruikt, namelijk voor de klankverandering in sommige afleidingen. Umlaut betekent in het Duits ook letterlijk ‘klankverandering’ (‘omklank’).

Bijvoorbeeld: van half is het woord helft afgeleid, van lang zijn lengte en verlengen afgeleid, en van vol is het werkwoord vullen afgeleid. In de afleidingen is de a dus een e geworden en de o een u. Zo’n klankverandering in groepjes woorden die etymologisch met elkaar verwant zijn, heet ook ‘umlaut’.

Nederlandse voorbeelden van woordparen waarin umlaut optreedt:

  • half - helft
  • hals - omhelzen
  • hand - behendig
  • hangen - hengel
  • krank - krenken
  • lam - belemmeren
  • lang - lengen, lengte, verlengen
  • man - mens
  • mank - verminken
  • plat - pletten
  • rap (‘snel’) - reppen
  • spoor - speuren
  • stad - steden
  • stand - bestendig
  • strak - strekken
  • tam - temmen
  • tellen - getal
  • varen - veer (‘pont, boot’)
  • vol - vullen

Deze vorm van umlaut komt in vrijwel alle Germaanse talen voor, al is het verschijnsel in de ene taal (zoals het Duits) herkenbaarder en gangbaarder dan in de andere (zoals het Engels).

Ablaut

Umlaut is de naam voor een proces dat vanaf ongeveer 450 na Christus plaatsvond in Germaanse talen. Er is bij umlaut sprake van beïnvloeding van de ene klinker door de andere, in het bijzonder van een klinker in de stam door een klinker in een achtervoegsel. Ablaut is een veel ouder proces. In moderne Europese talen zie je het vooral soms nog in werkwoorden die we nu meestal ‘sterke werkwoorden’ noemen: roepen - riep - geroepen, nemen - nam - genomen, enz. In deze werkwoorden gebruik je geen achtervoegsel om de verleden tijd te vormen (zoals in werkte en aanvaardde), maar verandert de klinker. In deze verandering zit wel enige regelmatigheid, maar anders dan bij umlaut gaat het bij ablaut niet om een fonologisch systeem.