In ouder Nederlands hadden sommige zelfstandige naamwoorden in het meervoud dezelfde vorm als in het enkelvoud. Je kon het dan hebben over één man en over twee man, en over één been en over twee been. Ook bijvoorbeeld in het Duits en Engels komt dit soms voor: ein Lehrer - zwei Lehrer, one sheep - two sheep. Bij de meervoudige betekenis hoort dan steeds een meervoudige persoonsvorm, en zo was dat in het Nederlands ook. De zin ‘Er was twintig man op de been’ (met een enkelvoudige persoonsvorm) is niet ‘fout’, maar heeft niet de voorkeur. 

De meeste van die oude meervoudsvormen zijn verdwenen, maar het meervoud man niet. Man kan nog steeds ‘mensen’ betekenen, bijvoorbeeld in 1500 man publiek en een peloton van 75 man. Het meervoud been komt nog voor in de uitdrukking op de been zijn (of blijven).

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!