Is het ik ski of ik skie?
Juist is ik ski.
De stam van skiën is ski. De ik-vorm is ik ski. Dat is bijzonder, omdat in het Nederlands een lange ie-klank aan het einde van een woord wordt opgeschreven als -ie. Het is daarom bijvoorbeeld ik neurie en ik ruzie. Dat ik ski goed is, komt doordat ski (waarvan skiën is afgeleid) een leenwoord is. (Ski, chili, okapi, taxi, bikini, enz: allemaal voorbeelden van leenwoorden die eindigen op een i waar het Nederlands eigenlijk zou kiezen voor -ie.)
In de tweede en derde persoon van skiën komt er een t achter de stam. Dat zou leiden tot jij/hij skit, maar de i in skit zou dan kort worden uitgesproken en dat klopt niet. Daarom wordt de i verlengd tot ie: jij skiet, hij skiet.
In de verleden tijd zou de i in skide wél goed (als ie) worden uitgesproken. Toch is de juiste spelling skiede. Dat komt doordat na de ie-klank het Nederlandse achtervoegsel (-de) staat. Daarom wordt de slot-i als het ware ook vernederlandst in de spelling. Om diezelfde reden schrijven we bijvoorbeeld ook actieve (naast activeren), plezierig, markiezen (naast markizaat) en creatieveling (naast creativiteit).
Vergelijkbaar: taxiën, wifiën, jitsiën
De vervoeging van taxiën, wifiën en jitsiën (‘werken met Jitsi’) is vergelijkbaar:
- ik taxi - jij/hij taxiet - ik/jij/hij taxiede - getaxied
- ik wifi - jij/hij wifiet - ik/jij/hij wifiede - gewified
- ik jitsi - hij/zij jitsiet - ik/jij/hij jitsiede - gejitsied
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
Lees ook
Taaladvies.net: Skiën (vervoeging)
Toch nog een vraag?
Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen
De juiste vervoegingen van skiën zijn:
tegenwoordige tijd | verleden tijd | |
eerste persoon enkelvoud | ik ski | ik skiede |
tweede persoon enkelvoud | jij/u skiet | jij/u skiede |
derde persoon enkelvoud | hij/zij skiet | hij/zij skiede |
eerste persoon meervoud | wij skiën | wij skieden |
tweede persoon meervoud | jullie skiën | jullie skieden |
derde persoon meervoud | zij skiën | zij skieden |
voltooid deelwoord | zijn/hebben geskied | |
gebiedende wijs | ski |
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!