In het Standaardnederlands is alleen hij wil juist. Hij wilt geldt echt als een fout,ook al komt het vaak voor. Volgens de taalnorm is alleen hij wil juist, net als zij wil, men wil, Eva wil, het kabinet wil, iedereen wil, de klant wil, enz.

De derde persoon enkelvoud is bij willen dus bijzonder. Normaal gesproken komt er dan immers een t achter de stam: ‘Hij hoopt een huis te kopen’ en ‘Iedereen wenst vrij te zijn.’ Klik op het tabblad ‘Achtergrond’ als je wilt weten waarom het bij het werkwoord willen anders zit.

Meer voorbeelden met wil (het onderwerp is telkens vet gemaakt):

  • Hij wil alleen maar Hollandse kost.
  • Wil zij echt gaan fietsen in Patagonië?
  • Wil uw kind meer zakgeld?
  • Wil onze tante echt piloot worden?
  • Sophie wil het liefst met rust gelaten worden.
  • Kees wil een mooie wedstrijd zien (en hij wil ook dat Sparta wint).
  • Niemand wil aangifte doen.
  • Niemand weet wat het Nederlandse volk wil.

Wanneer is wilt wél goed?

De vorm wilt past bij het onderwerp u (u wilt, wilt u) en bij jij/je (jij/je wilt). Maar jij/je wil komt ook voor en geldt niet als een fout, maar als informele variant. Voorbeelden:

  • Jij wilt vast nog wel wat drinken. (wil kan ook; dat is iets informeler)
  • Ze vroegen of je voor haar wilt invallen. (wil kan ook; dat is iets informeler)
  • Ik weet niet wat je nou precies wilt. (wil kan ook; dat is iets informeler)
  • U wilt vast een bijdrage leveren.
  • Ik vroeg me af of u een artikel hierover wilt schrijven.
  • Wilt u een kopje koffie?

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen

Waaróm is het niet ‘hij wilt’?

Dat het hij wil is en niet hij wilt, heeft te maken met de geschiedenis van het werkwoord willen. De vorm wil, die wij nu gebruiken als tegenwoordige tijd enkelvoud, gaat terug op een zogenoemde aanvoegende wijs (een ‘wensende wijs’ of ‘optatief’). Willen had vroeger niet eens een tegenwoordige tijd. De aanvoegende wijs wille/wil heeft die functie (langgeleden) erbij gekregen. De vorm wille is sinds lang verouderd, maar wil komt heel vaak voor.

Aan zo’n aanvoegende wijs werd en wordt in de tegenwoordige tijd geen t toegevoegd. Het is bijvoorbeeld ook ‘Moge hij rusten in vrede’ en ‘Zij leve hoog.’ Toen de aanvoegende wijs van willen in de loop der tijd ook als een ‘gewone’ tegenwoordige tijd gebruikt werd, behield de persoonsvorm wil dit kenmerk van de oorspronkelijke aanvoegende wijs. Er kwam dus geen t achter de stam in de derde persoon enkelvoud. Daarom is hij wil nog steeds juist.

‘Hij wilt’ al lange tijd gangbaar

Overigens vermeldt het Woordenboek der Nederlandsche Taal dat vormen als hij wilt “tamelijk frequent” zijn aangetroffen in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw. In sommige delen van ons taalgebied is hij wilt heel gewoon. Het lijkt er zelfs op dat hij wilt in het hele taalgebied aan een opmars bezig is. Maar alleen de vorm hij wil wordt vooralsnog als juist beschouwd.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!