In zinnen met een voorzetselvoorwerp, zoals ‘De minister onthield zich van commentaar’, doet de letterlijke betekenis van het voorzetsel van er niet toe. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het voorzetsel ‘betekenisloos’ is - het is alleen het verbindende woord tussen werkwoord en voorwerp.

Het voorzetselvoorwerp lijkt wat zijn functie betreft op het lijdend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling: het drukt uit waar de werking van het gezegde betrekking op heeft. Het voorzetselvoorwerp kan zowel bij naamwoordelijke als bij werkwoordelijke gezegdes voorkomen. Meer voorbeelden:

  • Ik wacht al uren op de bus. (wachten op)
  • Hij is getrouwd met zijn grote liefde. (trouwen met)
  • We zijn nog niet toegekomen aan uw vraag. (toekomen aan)
  • Zij kan goed overweg met haar schoonmoeder. (overweg kunnen met)
  • Ben je boos over die opmerking? (boos zijn over)
  • Mag ik een beroep doen op jouw geheugen? (een beroep doen op)

Het verschil tussen het voorzetselvoorwerp en het lijdend voorwerp zit vooral in de vorm: het lijdend voorwerp begint niet met een voorzetsel. Vergelijk bijvoorbeeld ‘Jan kijkt televisie’ en ‘Jan kijkt naar de televisie.’ In de eerste zin is televisie het lijdend voorwerp, in de tweede is naar de televisie een voorzetselvoorwerp.

Het verschil tussen het voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling zit vooral in de band met het werkwoord: het voorzetselvoorwerp heeft een nauwe band met het werkwoord en de bijwoordelijke bepaling juist een lossere band. Vergelijk deze zinnen:

  • Hij staat stil bij het stoplicht. (bijwoordelijke bepaling van plaats; bij het stoplicht staat enigszins op zichzelf en bij is in principe te vervangen door bijvoorbeeld achter en naast)
  • Op 4 mei staan we stil bij alle oorlogsslachtoffers. (voorzetselvoorwerp; bij alle oorlogsslachtoffers hoort bij het werkwoord; stilstaan bij is nu een vaste combinatie, waarin je het voorzetsel niet kunt veranderen door een ander voorzetsel)
  • We hadden veel plezier in het pretpark. (in het pretpark is een bijwoordelijke bepaling van plaats; in het pretpark staat enigszins op zichzelf en in is in principe te vervangen door op)
  • We hebben veel plezier in ons werk. (voorzetselvoorwerp; in ons werk hoort bij het werkwoord; plezier hebben in is nu een vaste combinatie, waarin je het voorzetsel in niet kunt vervangen door een ander voorzetsel)
  • De patiënt was heel tevreden na de operatie. (bijwoordelijke bepaling van tijd; na de operatie staat enigszins op zichzelf)
  • De chirurg was heel tevreden over de operatie. (voorzetselvoorwerp; over de operatie hoort bij tevreden zijn; tevreden zijn over is nu een vaste combinatie)
  • Patiënt en chirurg waren tevreden met het resultaat. (voorzetselvoorwerp; met het resultaat hoort bij tevreden zijn; tevreden zijn met is een vaste combinatie)

Het voorzetselvoorwerp is geen verplicht onderdeel van de zin. Zo is ‘Ik wacht al uren’ een goede zin, net als ‘Ik wacht al uren op de bus’. Zie ook het advies over ‘Wij vertrouwen (erop) dat wij u hiermee van dienst zijn.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag