Kenmerkend voor het belanghebbend voorwerp is dat het meestal ingeleid wordt door voor, of door ten bate van of ten behoeve van

  • Er klonk een luid applaus voor de winnaar. 
  • Ik heb iets meegebracht voor mijn zus. 
  • Er wordt een collecte gehouden ten bate van de slachtoffers. 

Bij sommige werkwoorden inschenken en bereiden kan voor achterwege blijven: ‘Ik schonk hem een borrel in’, ‘Zij bereidde ons een heerlijke maaltijd.’ Die laatste zin is overigens wel wat formeel/ouderwets. 

Het belanghebbend voorwerp heeft wel wat weg van het meewerkend voorwerp. Het verschil zit vooral in de vorm: het belanghebbend voorwerp begint meestal met voor, het meewerkend voorwerp met aan (of aan kan erbij gedacht worden).

Het verschil met het voorzetselvoorwerp is dat het voorzetselvoorwerp een vaste combinatie is van werkwoord en voorzetsel (wachten op iets, bang zijn voor iets). Vergelijk de volgende zinnen:

  • Ik geef (aan) mijn zus een boek. ((aan) mijn zus is meewerkend voorwerp)
  • Ik heb iets meegebracht voor mijn zus. (voor mijn zus is belanghebbend voorwerp)
  • Hij is bang voor mijn zus. (voor mijn zus is een voorzetselvoorwerp)

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!