Ben je werkloos of ben je werkeloos als je geen baan hebt?
Werkloos (zonder tussen-e) krijgt in dit geval vaak de voorkeur, maar werkeloos, met -e-, is ook goed. Werkeloos komt al heel lang voor in twee betekenissen: ‘zonder werk’ en ‘passief’.
Werkloos: ‘zonder baan’
Als je ‘zonder baan’ bedoelt, is de vorm werkloos (zonder -e-) voor veel mensen de beste vorm. Voorbeelden:
- Werkloos zijn is geen pretje.
- Ik ben een half jaar werkloos geweest.
- De werkloosheid is gedaald.
Werkeloos: ‘passief’ én ‘zonder werk’
Werkeloos (met tussen-e) betekent: ‘zonder handelend op te treden’, ‘niets uitvoerend, passief’. Voorbeelden:
- Onze keeper lag op de grond en kon alleen werkeloos toekijken hoe de bal zijn doel in stuiterde.
- Toen Sylvia depressief was, zat ze uren werkeloos voor zich uit te staren.
- De werkeloosheid van omstanders bij een onverwacht ongeluk is vaak geen onverschilligheid, maar onzekerheid.
In de praktijk heeft werkeloos (met -e-) óók vaak de betekenis ‘zonder werk’. ‘Veel jongeren zijn werkeloos’ is een gebruikelijke zin. Dit gebruik van werkeloos is niet iets van de laatste tijd. Volgens het historische Woordenboek der Nederlandsche Taal is het betekenisverschil tussen werkloos en werkeloos zelfs “kunstmatig”. In zijn boek Historische Grammatica van het Nederlands schrijft M. Schönfeld (1970, achtste druk): “Het zogenaamde verschil tussen (...) werkloos en werkeloos, bestaat alleen op papier.”
Toch zijn er ook mensen die werkloos en werkeloos het liefst uit elkaar houden. Als je werkloos alleen in de betekenis ‘zonder baan’ gebruikt en werkeloos alleen voor ‘passief’, weet je zeker dat je het volgens iedereen goed doet.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!