Wat is juist: roestvrijstaal, roestvrij staal, roestvaststaal of roestvast staal?
Roestvrij staal en roestvast staal zijn allebei juist, maar roestvrij staal is het gebruikelijkst.
Het zelfstandig naamwoord staal staat los van het bijvoeglijk naamwoord roestvrij/roestvast. Combinaties van een bijvoeglijk en een zelfstandig naamwoord worden niet zo vaak aaneengeschreven; dat gebeurt vooral bij heel vaste combinaties met een eigen, specifieke betekenis, bijvoorbeeld rodekool, hogeschool, hardhout (het los schrijven van rode kool, hoge school en hard hout levert een andere, veel letterlijkere betekenis op). Roestvrij/roestvast staal is (nog) niet zo’n vaste combinatie.
Het bijbehorende stoffelijk bijvoeglijk naamwoord wordt overigens wél als één woord geschreven: roestvrijstalen, roestvaststalen.
Het woord roestvrij is overigens niet voor iedereen vanzelfsprekend. Naar analogie van loodvrij (‘zonder lood’) en suikervrij (‘zonder suiker’) zou je immers kunnen redeneren dat roestvrij ‘zonder roest’ betekent. Het woorddeel -vrij heeft echter nog een andere betekenis: ‘bestand tegen, niet onderhevig aan’, zoals in brandvrij, kogelvrij en krimpvrij (brandvrije deuren, een kogelvrij vest, krimpvrije stof). Dat is ook bedoeld in roestvrij, dat ‘bestand tegen roest(en), niet onderhevig aan roest(en)’ betekent.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!