Onstuimig is een leenwoord: het is in de zestiende eeuw geleend uit het Duits. In het Duits was ungestüm (of ungestum of ungestüem, de spelling varieerde) samengesteld uit het ontkennende voorvoegsel un- en gestüeme, dat ‘zacht, rustig’ betekende. De oorspronkelijke betekenis van ungestüm was dus ‘niet rustig’. De vorm gestüm (zonder voorvoegsel) is nooit in het Nederlands terechtgekomen en bestaat in het Duits ook niet meer. In oude Nederlandse teksten kom je ook varianten tegen als ongestuim, ongestuem en ongestuimig. Uiteindelijk is onstuimig het standaardtaalwoord geworden.

Soms hoor je weleens dat iemand spreekt van een stuimig weertje of een stuimige zee, maar dat is dan voor de grap.

Ook van onnozel bestaat er geen tegenhanger (meer) zonder on-. Vermoedelijk zit in onnozel het Middelnederlandse werkwoord nosen (‘schaden, leed veroorzaken’). Het daarvan afgeleide onnoselike betekende ‘onschuldig’.

On- is soms negatief

We kennen on- vooral als ontkennend of tegenstellend voorvoegsel: onvriendelijk is ‘niet vriendelijk’, ongeschikt is ‘niet geschikt’, enz. Maar in sommige gevallen heeft on- de specifieke betekenis ‘ongeschikt, slecht, onbehaaglijk’. Die betekenis zit bijvoorbeeld in onweer, onding, onmens, onkruid en ondier. Ook in ongesteld gaat het om die betekenis: dit betekende letterlijk ‘slecht gesteld, in slechte toestand’.

Een speciaal geval is het woord onkosten (zie deze pagina). Ook met onguur is iets vreemds aan de hand: zowel guur als onguur heeft een negatieve betekenis. Daarover is meer te lezen op deze pagina.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen