Kosten en onkosten houden allebei in dat je ergens voor moet betalen, maar er is wel een klein verschil in gebruik.

Kosten heeft betrekking op het bedrag dat je betaalt als je iets aanschaft (dus de prijs van een product of dienst) en het bedrag dat je daarna kwijt bent aan het ‘normale’ gebruik daarvan. 

Onkosten heeft betrekking op extra, vaak onvoorziene kosten. Daardoor zijn onkosten vaak onaangename verrassingen. 

Twee voorbeelden:

  • De kosten van een wasmachine zijn de aanschafprijs en het stroom- en waterverbruik; onder de onkosten vallen bijvoorbeeld reparaties.
  • Als je een cursus volgt en je werkgever de kosten vergoedt, dan krijg je de cursusprijs terug. Worden ook de onkosten vergoed, dan kun je bijvoorbeeld ook de reis, de consumpties en een eventueel verblijf declareren.

Het kan van geval tot geval verschillen of bepaalde kosten als ‘inherente kosten’ of als ‘extra kosten’ (onkosten dus) worden beschouwd. Dat het verschil niet altijd opgaat, blijkt bovendien uit een woord als onkostenvergoeding: met zo'n vergoeding worden doorgaans kosten én onkosten vergoed.

In onkosten drukt het voorvoegsel on- uit dat de kosten (het bedrag dat je moet betalen) als iets onaangenaams beschouwd worden. Datzelfde on- zit bijvoorbeeld in onweer, onkruid en onmens ('slecht weer', 'slecht kruid', 'slecht mens').

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen