Zinnen op papier hebben geen lichaam. Kun je dan wel zeggen of ze mannelijk of vrouwelijk klinken of een ander gender hebben? Doet het er voor de lezer toe welke hand die zinnen heeft neergeschreven?
Het is een vraag die dit jaar weer aan actualiteit won. De Nederlandse literair agent Paul Sebes klaagde bijvoorbeeld in september dat mannen minder lazen omdat de literatuur te vrouwelijk zou zijn geworden. De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren in Gent kwam iets eerder met hun vijfjaarlijkse update van de literaire canon, met daarin vijftig hoogtepunten uit de Nederlandstalige literatuur. Daarin was het aantal werken van vrouwelijke auteurs gestegen van vijf naar dertien.
Nu zou je kunnen aanvoeren dat er in vorige eeuwen meer boeken door mannen dan door vrouwen geschreven zijn, en dat er daardoor ook meer mannenboeken in de canon terechtkomen. Volgens sommige criticasters was het duidelijk dat met die toename van vijf naar dertien voor ‘identiteit’ was gekozen in plaats van voor ‘kwaliteit’. Met andere woorden, de toegevoegde boeken van vrouwen zouden minder goed zijn dan de werken van mannen die uit de lijst verdwenen waren.
Geen vrouwenboek
Schrijven mannen dan beter? Wat zou de wetenschap hierover te zeggen hebben? In Dit is geen vrouwenboek uit 2020 schreef de Nederlandse onderzoekster Corina Koolen over de literaire waardering voor vrouwen- en mannenboeken. Ze analyseerde vele honderden Nederlandstalige romans van mannen én vrouwen. Dat onderzoek liet zien dat er kleine stijlverschillen zijn: vrouwen gebruiken bijvoorbeeld wat meer persoonlijke voornaamwoorden (ik, wij, zij), en mannen wat meer lidwoorden en voorzetsels. Wat dit nu precies betekent, is niet zo duidelijk. Bovendien gaat het hier om kleine statistische verschillen.
Ander onderzoek bevestigt die kleine verschillen. Studente Lilith Nugteren schreef in het vakblad Neerlandistiek deze zomer over een onderzoek naar de omvang van de woordenschat van een aantal romanschrijvers van de afgelopen jaren. Gemiddeld gebruikten mannen iets meer verschillende woorden dan vrouwen – maar de verschillen waren wederom heel klein.
Verwachting
Een veel opvallender verschil vinden we in de waardering van de teksten. Ook die onderzocht Koolen voor haar proefschrift, via een uitvoerige enquête onder lezers. Verwachting bleek daarbij een sleutelrol te spelen. Verschillen in waardering duiken vooral op wanneer mensen wéten wat de sekse is van de auteur van een tekst. Vertel je ze dat een tekst geschreven is door een man, dan vinden ze die over het algemeen beter dan wanneer je ze vertelt dat diezelfde tekst geschreven is door een vrouw. Daar staat dan weer tegenover dat de onderzoekers Lieke van Deinsen en Freek Van de Velde in 2022 ontdekten dat schrijvers van literatuurgeschiedenissen meer positieve woorden gebruikten voor vrouwelijke auteurs dan voor mannen; tegelijkertijd werden ze als minder krachtig en als minder dominant gezien.
Genderevenwicht
Romans worden niet alleen geschreven dóór mensen met een sekse, ze gaan meestal ook óver mensen met een duidelijk benoemde sekse. Valt er iets te zeggen over het genderevenwicht bij personages? Dat is precies wat de Nijmeegse literatuurwetenschapper Roel Smeets wilde weten. Heel nauwkeurig nam hij alle 170 romans onder de loep die in 2013 ingezonden waren voor de prestigieuze Libris Literatuur Prijs. Als je weet dat er dat jaar naar schatting in totaal zo’n 450 oorspronkelijk in het Nederlands geschreven romans bij gerenommeerde uitgevers verschenen, dan is dat een aardige steekproef. In zijn boek Character constellations (2021) schrijft Smeets over de resultaten van zijn onderzoek. Zo blijkt dat vrouwen in boeken minder voorkomen dan in de werkelijkheid. Waar je in de wereld 101 vrouwen hebt voor 100 mannen, zijn dat er in de literatuur 80. Daarbij zijn die vrouwen ook vaker bijfiguren. In eerder onderzoek – Smeets bestudeert dit onderwerp vanaf 2016 – had hij al laten zien dat ook het beroep van een personage samenhangt met sekse: het populairste beroep voor een mannelijk romanpersonage is ondernemer, voor een vrouwelijk personage is dat prostituee.
Jurk en hak
Was het vroeger ook al zo gesteld met die man-vrouw-verhoudingen? Om die vraag te beantwoorden, lichtte Smeets een aantal Nederlandstalige romans uit 1960 door. De verschillen met nu bleken gering. Wat dat betreft heeft de ‘tweede feministische golf’, die plaatsgreep in de jaren zestig en daarna, niet veel opgeleverd. De verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke personages bleek in 1960 en 2013 hetzelfde. Ook kwamen de vrouwen in 2013 in romans niet vaker aan het woord dan in 1960, en vervulden ze even vaak alleen maar een bijrol. En ook werden vrouwen in 1960 en 2013 even vaak beschreven met stereotype ‘vrouwenwoorden’ als jurk of hak, waar mannen veel minder vaak in stropdas of maatpak werden opgevoerd.
Ten slotte nog even terug naar de waardering voor mannen- en vrouwenboeken. Hoewel er geen objectief aanwijsbare reden is om te geloven dat vrouwelijke schrijvers minder goed zouden schrijven dan mannen, krijgen de eersten nog steeds minder literaire prijzen. Het lichaam dat de woorden neerschreef, doet er kennelijk nog altijd wel toe, en het kwaliteitsverschil dat de lezer ervaart, zit dus blijkbaar vooral in de naam die boven de tekst staat. Dat verklaart deels de reacties op de verschuiving in de canon: waarom moeten die geweldige mannen nu plaatsmaken voor … vróúwen?! Tegelijkertijd zal zo’n verschuiving natuurlijk wel bevorderen dat zulke vooroordelen op den duur verdwijnen. En daar wachten we dan maar op.
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het november/decembernummer (2025) van Onze Taal kreeg je cadeau.