Marsepeinen is een zogenoemd ‘stoffelijk bijvoeglijk naamwoord’: een bijvoeglijk naamwoord dat met het achtervoegsel -(e)n is afgeleid van een stofnaam. Heel gebruikelijke voorbeelden van dit soort bijvoeglijke naamwoorden zijn betonnen en houten. ‘Eetbare’ stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn er niet zo veel. In Van Dale staan naast marsepeinen de volgende voorbeelden:

  • chocoladen (een chocoladen ei)
  • masteluinen ('mengsel van tarwe en rogge', een masteluinen brood)
  • suikeren (een suikeren hart)
  • taaitaaien (een taaitaaien pop)
  • tarwen (een tarwen koek)
  • vlezen (een vlezen hart)

Ze zijn geen van alle heel gebruikelijk.

Marsepein in plaats van marsepeinen

Naast marsepeinen is marsepein(e) zonder -en mogelijk, maar het komt nauwelijks voor. Van Dale (2015) is het enige woordenboek dat marsepein als bijvoeglijk naamwoord vermeldt, met de toevoeging “niet algemeen” en het voorbeeld een marsepein varken. Dan moet ook marsepeine (de verbogen vorm van dit bijvoeglijk naamwoord) volgens Van Dale gebruikt kunnen worden: het marsepeine varken, een marsepeine appel. In andere woordenboeken en het Groene Boekje staat alleen het bijvoeglijk naamwoord marsepeinen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!