De uitspraakvarianten ‘mársepein’ en ‘marsepéín’ komen in elk geval al zo’n tachtig jaar voor, zo blijkt uit de (uitspraak)woordenboeken. Ook bij het bijvoeglijk naamwoord marsepeinen zijn beide varianten mogelijk.

Behalve twee klemtonen heeft marsepein ook twee lidwoorden: het marsepein en de marsepein zijn allebei goed. Dat betekent dat je kunt zeggen ‘Wat is deze marsepein lekker!’, maar ook ‘Wat is dit marsepein lekker!’ Het eerste lijkt wel gebruikelijker.

Waar kom marsepein vandaan?

Het Nederlands heeft marsepeinin de vijftiende eeuw geleend uit het Frans (marcepain). Het Frans had het weer geleend uit het Italiaans (marzapane). De verdere herkomst van marsepein is niet helemaal zeker, maar ligt waarschijnlijk in het Arabische of Perzische woord martaban. Dat was de naam van een geglazuurde pot waarin onder meer suikergoed werd bewaard. Dat type potten werd genoemd naar de stad waar ze vandaan kwamen: Martaban. Dat was een stad in het huidige Birma, die nu Mottama heet. De naam voor de pot moet dan in de loop van de tijd zijn overgegaan op datgene wat er meestal in bewaard werd: zoete lekkernijen.

Een mogelijke andere verklaring verwijst naar een Venetiaanse munt met de naam matapan. Die naam is gebaseerd is op het Arabische woord mautaban, dat eigenlijk ‘vorst’ betekende. Later werd het de naam voor een bepaalde belasting en daarna voor een doos met een bepaald gewicht. Daarna kreeg het woord betrekking op de inhoud van die doos, en dat was dan een bepaald soort suikerwerk.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag