In de zin ‘Dat heb ik hen horen zeggen’ is hen een lijdend voorwerp bij het werkwoord horen. Deze zin is eigenlijk een combinatie van twee zinnen: ‘Ik heb hen gehoord’ (hen is daarin het lijdend voorwerp bij horen) en ‘Zij zeiden dat’ (dat is het lijdend voorwerp bij zeggen).

In bijvoorbeeld ‘Ik heb hun een nieuw melodietje leren spelen’ is hun juist. Bij leren hoort namelijk een meewerkend voorwerp (je leert iets aan iemand). De vorm van het meewerkend voorwerp is hun.

Overigens is ‘Ik heb hen een nieuw melodietje leren spelen’ voor veel mensen ook goed, of zelfs beter. Hen vervult al eeuwenlang ook de functie van meewerkend voorwerp – hoe onderwijzers ook hun best hebben gedaan een verschil tussen hun en hen aan te leren. Er is al tientallen jaren een ontwikkeling gaande waarin zinnen als ‘Ik leerde hen een melodietje spelen’ de voorkeur krijgen boven ‘Ik leerde hun een melodietje spelen.’

Ik heb het gehoord – ik heb het horen zeggen

Bijzonder in ‘Dat heb ik hen horen zeggen’ is ook dat er wel ik heb staat, maar dat er verderop in de zin geen voltooid deelwoord gehoord voorkomt. In plaats daarvan wordt het hele werkwoord (ook wel ‘de infinitief’) horen gebruikt. Horen wordt in de grammatica in dit soort zinnen ‘vervangende infinitief’ genoemd. In bijvoorbeeld ‘Ik heb hen zien optreden’ en ‘Ik heb hen bij de bushalte laten afzetten’ zijn zien en laten vervangende infinitieven. Zie verder deze pagina

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!