Klemtoon

In woorden als perzik, havik en monnik ligt de klemtoon op de eerste lettergreep: ‘perzik’, ‘havik’, ‘monnik’. Omdat de tweede lettergreep geen nadruk krijgt, en de i hierin soms zelfs naar een uh-klank neigt, wordt de k in het meervoud niet verdubbeld.

Dit gebeurt niet alleen bij zelfstandige naamwoorden die op -ik eindigen of op het achtervoegsel -erik, zoals monnik, slechterik en bangerik, maar ook bij werkwoorden met een onbeklemtoond -ik aan het eind van de stam, zoals frunniken, grinniken, hinniken, prediken, punniken en zaniken, en afleidingen daarvan: prediken - prediker.

Wél met twee k’s zijn batikken en batikker. Die woorden komen uit het Maleis; de i heeft daar een andere klankwaarde dan in de hierboven genoemde woorden. 

(Af)tikken, (griep)prikken e.d.

Werkwoorden als aftikken en indikken zijn weer net een ander geval: het zijn samenstellingen met de werkwoorden tikken en dikken. Hoewel de hoofdklemtoon in deze samenstellingen op de eerste lettergreep ligt, blijft de dubbele k bewaard.

De meervouden griepprikken en ogenblikken zijn ook andere gevallen dan meervouden als monniken en bedelmonniken. Prik en blik hebben een meervoud met dubbel k. Die dubbele k blijft bewaard in het meervoud, ook als prikken en blikken deel uitmaken van een samenstelling en niet de hoofdklemtoon krijgen.

Klik op het tabblad ‘Achtergrond’ voor meer informatie over de geschiedenis van de spellingregel achter monniken en zaniken en op het tabblad ‘Voorbeelden’ voor meer vergelijkbare woorden.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Voorbeelden van woorden op -ik en -iken

Meer voorbeelden van woorden op -ik en hun meervoud (samenstellingen als bedelmonniken, neushaviken, kalfszwezeriken en kuifleeuweriken zijn niet opgenomen):

  • ambetanterik - ambetanteriken
  • bangerik - bangeriken
  • beroemderik - beroemderiken
  • bloterik - bloteriken
  • bolderik - bolderiken (‘anjerachtige plant’)
  • botterik - botteriken
  • bozerik - bozeriken
  • brave hendrik - brave hendriken
  • braverik - braveriken
  • deuvik - deuviken (‘stop om een vat af te sluiten’)
  • dieperik - dieperiken
  • dommerik - dommeriken
  • dwazerik - dwazeriken
  • estrik - estriken (‘vloertegel, plavuis’)
  • flauwerik - flauweriken
  • ganzerik - ganzeriken
  • gemenerik - gemeneriken
  • havik - haviken
  • hederik - hederiken; herik - heriken (‘bermplant’)
  • kanunnik - kanunniken
  • leeuwerik - leeuweriken
  • lomperik - lomperiken
  • luierik - luieriken
  • mierik - mieriken (‘lepelblad’)
  • molik - moliken (‘vogelverschrikker’)
  • onbeleefderik - onbeleefderiken
  • onbeschofterik - onbeschofteriken
  • pezerik - pezeriken (‘penis van een stier of varken’)
  • slechterik - slechteriken
  • slimmerik - slimmeriken
  • slomerik - slomeriken
  • stommerik - stommeriken
  • stouterik - stouteriken
  • valserik - valseriken
  • viezerik - viezeriken
  • vuilerik - vuileriken
  • vuilik - vuiliken
  • wederik - wederiken (‘plant uit de sleutelbloemfamilie’)
  • zatterik - zatteriken
  • zwezerik - zwezeriken

Ook de volgende werkwoorden eindigen op -iken en niet op -ikken:

  • afzaniken
  • frunniken
  • grinniken
  • grunniken (‘enigszins knorrend, gnuivend lachen’)
  • hinniken
  • opzaniken jullie!
  • prediken
  • punniken
  • zaniken

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Geschiedenis van deze spellingregel

Behalve voor woorden op -ik geldt de regel onder meer ook bij de onbeklemtoonde uitgangen -el (engel), -em (adem), -en (keten), -es (dreumes), -il (stencilen), -it (auditen) en -um (Bussum). Ook in deze gevallen klinkt de e, i of u als een toonloze ‘uh’.

Voor deze kwestie zijn voor het eerst regels opgesteld in de Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche taal, de officiële woordenlijst uit 1866. Daarin staat onder meer: “Na eene toonlooze lettergreep is de verdubbeling van den medeklinker niet slechts overtollig, maar zelfs nadeelig voor de uitspraak. Men schrijft wandelen, inboezemen, regenen, beteren, zondigen; de spelling wandellen, zondiggen enz. zou tot eene verkeerde uitspraak aanleiding geven.” Woorden als monniken en kieviten hoorden hier eveneens bij, omdat de slotlettergreep in monnik en kievit ook ‘toonloos’ is. Hetzelfde gold voor afleidingen als Dokkumer.

In woorden als kennissen en vonnissen werd wél gekozen voor dubbel s “naar analogie van geheimenissen, getuigenissen enz., waarin de lettergreep nis niet toonloos is, maar den halven klemtoon heeft”. Hiermee sloot men aan bij de praktijk: vrijwel niemand schreef kennisen en vonnisen, terwijl monniken en kieviten wél heel gangbaar waren. Er was wat discussie over woorden van drie lettergrepen, zoals leeuwerik: daarin klinkt -rik niet echt toonloos. Toch besloot men consequent te zijn en leeuweriken te schrijven.

De makers van de latere officiële woordenlijsten (1954, 1995, 2005 en 2015) hebben deze regel in stand gehouden. Hoewel het niet gek zou zijn om perzikken, havikken, monnikken en leeuwerikken te schrijven, zal deze regel waarschijnlijk niet snel worden aangepast.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!