Namen van appels, aardappels, druiven en andere vruchtenrassen worden in algemene teksten met een kleine letter geschreven: elstar, golden delicious, jonagold, jonathan, conference, doyenné du comice, gieser wildeman, bintje, bildtstar, opperdoes, chardonnay, corvina, gamay, merlot, sauvignon blanc. (Veel van deze druivenrassen zijn ook wijnsoorten.)

In vakteksten (van biologen of in tuindersvakbladen bijvoorbeeld) worden vaak de wetenschappelijke Latijnse namen gebruikt: de geslachtsnaam krijgt een hoofdletter, de soortnaam een kleine en de aanduiding van een variëteit staat tussen aanhalingstekens en krijgt hoofdletters: Malus domestica ‘James Grieve’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!