In zich ergens gemakkelijk van afmaken schrijf je het werkwoord afmaken aan elkaar. Af- voegt aan maken de bijbetekenis ‘jezelf losmaken’ toe, bijvoorbeeld van een plicht of belofte. Je maakt je er dus als het ware vrij van. Af- heeft deze bijbetekenis niet alleen in zich ergens van afmaken, maar ook in (iets) afdanken en (een schuld) aflossen.

Als het hele werkwoord één woord is, geldt dat ook voor het voltooid deelwoord (in dit geval afgemaakt). Het is dus ook je er/ergens gemakkelijk van afgemaakt hebben.

In bijvoorbeeld ‘Hij maakt zich er gemakkelijk van af’ blijft af los staan van van. Zo maak je duidelijk dat af eigenlijk bij maakt hoort, ook al staat maakt eerder in de zin. Nog een paar voorbeelden met ervan afmaken:

  • Maak je je er nou weer zo gemakkelijk van af?
  • Ben je nu echt trots op jezelf terwijl je je overal zo gemakkelijk van afmaakt?
  • Het is me gelukt om me er met een jantje-van-leiden van af te maken.
  • Ik heb me er met een jantje-van-leiden van afgemaakt.
  • Ik heb me er gemakkelijk van afgemaakt.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!