Het werkwoord opzoomeren is aan het eind van de jaren tachtig ontstaan, toen bewoners van de Opzoomerstraat in Rotterdam zelf hun straat opknapten. De Opzoomerstraat is genoemd naar de hoogleraar filosofie Cornelis Willem Opzoomer (1821-1892).

Het werkwoord opzoomeren krijgt een kleine letter. Als er op basis van een eigennaam een werkwoord ontstaat, vervalt de hoofdletter van die eigennaam altijd. Dat komt doordat de persoon of het bedrijf met die naam geen rol speelt in de betekenis van het woord. Opzoomeren betekent ‘je straat/wijk netjes onderhouden’. In zinnen als ‘In de Sliedrechtstraat opzoomert iedereen mee’ en ‘In Rotterdam worden hele wijken opgezoomerd/geopzoomerd’ staat dus geen hoofdletter O.

Vergelijkbare werkwoorden zijn sonjabakkeren, montignaccen (‘aan de lijn doen’) en googelen/googlen (‘zoeken op internet’).

Opsinjoren

Marc De Coster noemt in zijn Woordenboek van neologismen (1999) het Vlaamse opsinjoren een vergelijkbaar initiatief. Opsinjoren verwijst naar de jaarlijkse schoonmaakbeurt in de Sinjorenstad (de bijnaam van Antwerpen). De Coster geeft hierbij het volgende citaat uit de Vlaamse krant De Morgen van 27 april 1998: “Opsinjoren heet de poetsactie die een keer per jaar als een witte tornado door de Antwerpse straten waait. Sinds enkele jaren gaat de stad in navolging van Rotterdam – waar het fenomeen ‘opzoomeren’ wordt genoemd – met de borstel door enkele stadswijken om zo beleid en buurtbewoners bij het onderhoud van hun straten en pleinen samen te brengen.”

Opzomeren

Er bestaat ook een werkwoord opzomeren (met één o na de z). Het is overigens niet erg gangbaar. Het heeft de betekenis ‘meer zomers worden’, ‘warmer weer worden’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag