Page 29 - OnzeTaal_okt2020_HR
P. 29

DE THUISONTLEDER                                      WITTEMAN


       De oude schoolgrammatica afgestoft voor thuisgebruik.



       De ware


       woordvolgorde


                                                               Woerd

              ls u nog even dringend een mailtje te beantwoor-
              den hebt, of u moet hoognodig een kattenfilmpje
       A op uw telefoon bekijken, dan kunt u dat het best
       eerst even doen, want deze aflevering van onze rubriek         ok dieren hebben een gender. Toen ik op de
       vergt opperste concentratie zonder afleiding.                  lagere school zat, leerden we van een hele
          Verschillende cursisten zijn enigszins in paniek ge-  O rij dieren de vrouwelijke en de mannelijke
       raakt bij de huiswerkopgave. De vraag was wat het ver-  benaming. Een schaap was een ooi of een ram, een
       schil in woordvolgorde is tussen ‘Ik lach omdat het re-  paard een merrie of een hengst, een varken een zeug
       gent’ en ‘Ik lach want het regent.’ Maar zo op het eerste   of een beer; een mannetjesgans heet een ganzerik,
       oog staan de woorden in dezelfde volgorde. De tweede zin   en bij hazen heb je de voedster en de rammelaar.
       heeft alleen want, waar de eerste omdat heeft.             Wij, kinderen van een jaar of tien, leerden dat al-
          Toch blijkt bij nadere beschouwing dat het woordje    lemaal braaf uit ons hoofd, inclusief het nageslacht
       regent op twee verschillende plaatsen staat. In ‘Ik lach   van die dieren (welpen, uilskuikens, huilers), de namen
       omdat het regent’ staat het op de laatste plaats in de zin,   van de gecastreerde mannetjes (ruin, hamel, kapoen)
       en in ‘Ik lach want het regent’ staat het meteen achter   en de groep waar ze deel van uitmaken (troep, vlucht,
       het. Dat lijkt op hetzelfde neer te komen, maar het ver-  kudde, toom).
       schil wordt duidelijk als je andere woorden toevoegt. Zet      Kom daar nog maar eens om! Ik moest mijn zoon,
       je er bijvoorbeeld plotseling bij, dan krijg je ‘Ik lach omdat   18, laatst vertellen wat een ‘woerd’ was. ‘Zit je me
       het plotseling regent’ en ‘Ik lach want het regent plotse-  nou te stangen, mam? Een wát?’, waarna ik hem vol-
       ling.’ U zult misschien zeggen: nu staat plotseling op twee   ledigheidshalve ook maar even toevoegde dat men
       verschillende plaatsen, maar alweer bedriegt de schijn.   een eendenkuiken ook wel een ‘pulletje’ noemt. Dat
          De werkelijke volgorde blijkt als je meer werkwoorden   was natuurlijk te veel van het goede: toen geloofde
       gaat toevoegen, bijvoorbeeld als je van regent maakt: is   hij me helemáál niet meer. En het is juist zo’n schat-
       gaan regenen. Dan wordt het ‘Ik lach omdat het plotseling   tig woord!
       is gaan regenen’ en ‘Ik lach want het is plotseling gaan      Maar intussen is er nog iets veel ingewikkelders
       regenen.’ Nu wordt duidelijk dat plotseling altijd vóór   aan de hand met het gender van dieren. Ja, een dier
       gaan regenen staat; alleen is (de persoonsvorm) verschilt   is een mannetje of een vrouwtje. Maar sommige
       van plaats.                                             diersoorten worden door de mens als mannelijk be-
          Wat is hier aan de hand? In de eerste zin veroorzaakt   schouwd, en andere als vrouwelijk. Zo zijn er nogal
       het voegwoord omdat een bijzin. Daarin staan alle werk-  wat mensen die een hond consequent met hij en hem
       woorden op een kluitje bij elkaar. De tweede zin is een   aanduiden, en een kat met zij en haar.
       nevenschikking van twee hoofdzinnen, met elkaar ver-       Die mensen vinden blijkbaar dat honden over het
       bonden door het voegwoord want. In een hoofdzin staan   algemeen eigenschappen hebben die lijken op die
       ook alle werkwoorden bij elkaar (en op dezelfde plaats),   van menselijke mannen (lawaaiigheid? onstuimig-
       alleen de persoonsvorm (lach en is) staat op de tweede (of   heid? vraatzucht?) en dat katten nu eenmaal typisch
       eerste) plaats. Vaak kun je dat niet zien, omdat de zin   vrouwelijk zijn (de niet-aflatende neiging tot wassen
       maar één werkwoord bevat, maar door meerdere werk-      en poetsen? slinksheid? zachte geurigheid?). Het
       woorden en zinsdelen toe te voegen kun je altijd de ware   gaat trouwens niet alleen om katten en honden. Een
       woordvolgorde ontdekken.                                duifje en een slang worden ook eerder als vrouwtjes
                                                               gezien, een beer of een buffel eerder als mannen.
                                                                  Om het allemaal nog iets ingewikkelder te maken:
       PETER-ARNO COPPEN                                       ik heb twee katten, allebei poezen. De ene poes, Lola,
                                                               ziet er op-en-top vrouwelijk uit. Een klein, verbaasd
                                                               meisjesgezichtje in een wolk van zacht pluis. Maar
                                                               mijn andere poes, Siepie, ziet eruit als een kater.
                                                               Sterker nog, ze lijkt sprekend op Jozef Stalin.
                                                                 Zelfs de dierenarts kon amper geloven dat hij echt
            Huiswerk                                             met een vrouwtje te maken had. Siepie loopt, mauwt
            Ga na wie het gras moet maaien in                  en eet ook echt als een grote, brede, norse kater.
            de volgende zinnen: ‘Ik vraag je om

                                                                 Kunnen katten ook in een verkeerd lichaam wor-
            het gras te maaien’, ‘Ik beloof je                 den geboren? Ach, waarom ook niet?  Dus zeg ik af en   ONZE TAAL 2020  —  10
             om het gras te maaien’, ‘Ik stel je
                                                               toe ‘Hee, Jozef’ tegen haar.
             voor om het gras te maaien’ en ‘Het                  En dan begint ze meteen ronkend te spinnen.
             wordt tijd om het gras te maaien.’
                                                               SYLVIA WITTEMAN
                                                                                                                29
   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34