Page 29 - OnzeTaal_jan2021_HR
P. 29
Bepakt en bezakt kriskras
door een wirwar van paadjes:
verhaal over een tocht naar
een bed and breakfast
zonder pracht en praal.
RENÉ APPEL
Illustratie: Matthijs Sluiter
Dubbel
en dwars
a lang wikken en wegen besloten Jan Jaap en ik, gunde de ander niets: allemaal kinnesinne, een en al
vrienden door dik en dun, ten langen leste huis kommer en kwel; iedereen was in rep en roer. Het ada-
N en haard en verder de hele mikmak te verlaten gium ‘rust, reinheid en regelmaat’ gold kennelijk niet
en op reis te gaan. Tenslotte waren we gezond van lijf en onder dit schorriemorrie. Een jongetje karde keihard en
leden en zonder lek of gebrek. Bovendien beschikten we kriskras op een driewielerfietsje in de benauwde ruimte
na jarenlang uurtje-factuurtje over voldoende pingping. zigzag van hot naar haar, holderdebolder over enkele ob-
We lieten er geen gras over groeien, en hoewel het weer stakels. De moeder, een klein hittepetitje, maar wel een
bar en boos was, vertrokken we al voor dag en dauw. haaibaai van een vrouw, die zich tot nu toe met wisse-
Frank en vrij, want we hadden beiden kind noch kraai, wasjes had beziggehouden, wilde daar op stel en sprong
begonnen we bepakt en bezakt aan onze tocht. Het was paal en perk aan stellen, greep hem bij kop en kont, en
klip en klaar dat we lief en leed zouden delen, met raad gooide het jankende jongetje ondanks protesten – ver-
en daad zouden we elkaar terzijde staan; ‘voor wat hoort gezeld van een grauw en een snauw, maar verder zonder
wat’ was ons devies, en dat zouden we met man en boe of bah – kort en krachtig naar buiten met de woorden
macht handhaven. Ons hele hebben en houwen zat in ‘Krijg nou helemaal de rambam!’ Dat klusje was snel
tassen en geïmproviseerde rugzakken, die meer op een geklaard. Dit was hier zeker het nieuwe normaal.
houtje-touwtje-constructie leken. Tegen ons zei de vader zonder te verblikken of te ver-
We liepen na enkele uren, nog altijd fris en fruitig en blozen: “Al die excuses, al die prietpraat, al die blabla,
zelfs geen ietsjepietsje vermoeid, opgewekt over koetjes wat een humbug! Is dat joch nu helemaal hoteldebotel!
en kalfjes en over ditjes en datjes pratend, af en toe van Hij kent zeker God noch gebod! Voor mijn kinderen ga ik
de hak op de tak springend, door een onbekend terrein door roeien en ruiten, maar dit heeft hij dubbel en dwars
met wijd en zijd bossen, meertjes en heidevelden. We verdiend, boontje komt om zijn loontje, eigen schuld,
kenden heg noch steg en moesten ons door een wirwar dikke bult. Dit fietsje was een cadeau, maar lief zijn, ho
van paadjes een weg banen. Willens en wetens hadden maar, alleen stank voor dank.” Toen het jongetje terug
we ons een beetje hapsnap georiënteerd op het gebied, was, zag hij groen en geel van ellende en klaagde steen
maar het was zo klaar als een klontje dat we alles op en been. Het was verbazingwekkend hoe het nolens
haren en snaren moesten zetten om voor donker in de volens allemaal reilde en zeilde in deze gelegenheid,
geplande bed and breakfast te arriveren. Ik had er een maar het was waarschijnlijk een teken des tijds.
hard hoofd in of er wel op onze late komst was gerekend,
want na onze e-mail hadden we taal noch teken van de Na een vraag van de beheerder vertelden we in geuren en
eigenaar ontvangen. Lest best liepen we over een half kleuren over onze tocht. Daarna werd een kant-en-klaar-
geasfalteerd pad. Uiteindelijk arriveerden we op tijd, maaltijd geserveerd zonder kraak of smaak, bepaald
maar het was kielekiele. geen spekkie voor ons bekkie. Een wijntje en een trijntje
ontbraken uiteraard ook. Toch verorberden we het eten
De B&B, voorheen een etablissement van naam en faam, tegen heug en meug met huid en haar; binnen tien minu-
was gespeend van elke pracht en praal. Het zag er be- ten was alles opperdepop. ’s Avonds lagen we hoog en
paald niet spic en span uit, eerder vies en voos, en het droog op een keihard bed onder een dun, klam dekentje,
had de tand des tijds zeker niet goed doorstaan. De be- terwijl het wild en woest stormde en regende. Op een ONZE TAAL 2021 — 1
heerder stond ons stokstijf en bleek als een levend lijk schip zouden we nu met man en muis vergaan. “Oost
op te wachten en zei dat onze reservering wel wis en west, thuis best”, zei ik tegen Jan Jaap, want het was ons
waarachtig in kannen en kruiken was, maar we moesten allemaal niet in de kouwe kleren gaan zitten. We stonden
handje contantje betalen. voor een duivels dilemma, maar de volgende ochtend, bij
Vijf kinderen zaten hutjemutje in een hoek van de het krieken van de dag terwijl de zon de hemel in vuur en
ontvangstruimte te ginnegappen, te flikflooien en met vlam zette, aanvaardden we toch zonder mitsen of maren
hand en tand hun eigen speelgoed te verdedigen. De een de terugtocht. 29