Page 29 - OnzeTaal_febmrt2020_HR
P. 29

DE THUISONTLEDER                                    TEKSTSNIJDERS


       De oude schoolgrammatica afgestoft voor thuisgebruik.





       Te zijn of niet te zijn




              ls u allemaal uw telefoons weer even hebt opge-
              borgen kunnen we snel beginnen met onze cur-    Onze taal
       A sus, waarin de oude schooltermen voor u worden
       afgestoft voor de thuisontleding. Een aantal cursisten
       hebben mij gevraagd waarom zij dit allemaal moeten ken-
       nen en waarom ik niet meer aandacht besteed aan het           l sinds mijn vroege jeugd word ik ongeveer
       corrigeren van fouten als ‘Een aantal cursisten hebben        eens per jaar door iemand op straat aange-
       mij gevraagd’, maar ten eerste leest u dit vrijwillig en ten   A sproken met de vraag: waar gaat je tweede
       tweede kunnen we met de nu behandelde termen dit spe-  Onze Taal-column over? Ik heb dat altijd een rare
       cifieke voorbeeld nog niet bespreken.                  vraag gevonden, ook omdat ik tot voor kort niet eens
          Onderwerp en gezegde, daar ging het de vorige les   een eerste column had geschreven. Maar pas de laat-
       over. We zagen dat peuters al in hun vroege taalontwikke-  ste tijd, de laatste dagen met name, merk ik dat de
       ling een soort rudimentaire zinsstructuur bouwen met   vraag steeds relevanter wordt en kan ik hem ook veel
       een onderwerp en een gezegde: in ‘Mama koekjes bakken’   beter plaatsen. Helemaal nu ik daadwerkelijk begon-
       zien we een gezegde (koekjes bakken) en een onderwerp   nen ben met het schrijven ervan. De vraag naar het
       (mama). Allemaal nog zonder nadere vormkenmerken op    onderwerp van deze tweede column is dan ook juist
       de woorden; een peuter zegt niet ‘Mama koekjes bakt’ of   op dit moment, denk ik, meer dan ooit, urgent. Iede-
       zoiets. Het hele idee dat werkwoorden bijvoorbeeld een   re columnist weet immers: zonder onderwerp geen
       enkelvoud of meervoud hebben, komt nog niet bij hen op.  column en zonder column geen factuur. Er zijn veel
          Hieraan zien we al dat de verbinding tussen onderwerp   columnisten en die willen allemaal graag een factuur
       en gezegde belangrijker is voor het maken van een zin dan   sturen. En daar dient zich ook meteen het onderwerp
       de vraag of het om enkelvoud of meervoud gaat. Als we   aan. Want hoe kun je het beste zo’n factuur opstel-
       willen weten hoe een zin in elkaar zit, gaat het dus aller-  len? Met gebruik van taal. Onze taal. Daar komt bij
       eerst om onderwerp en gezegde en nog niet om het getal   dat dit tijdschrift Onze Taal heet en ik toevallig een
       van het werkwoord.                                     taal spreek die bijna niemand spreekt, namelijk het
          Die verbinding kan twee betekenissen vertegenwoordi-  Nederlands.
       gen. Dat hebt u kunnen ontdekken in het huiswerk voor      Ik schrijf ‘bijna niemand’, maar ik heb het even
       deze maand. De vraag was welke twee van de volgende    opgezocht: toch nog 23 miljoen mensen spreken Ne-
       drie zinnen meer op elkaar leken: ‘Huisje wit’, ‘Popje    derlands. Maar wel allemaal door elkaar. Daarom is
       slapen’ en ‘Auto vroem.’                               het Nederlands voor veel mensen ook zo moeilijk te
          Als u goed kijkt naar de betekenis van de verbinding   verstaan. Overigens: als je in dit land het publieke
       tussen onderwerp en gezegde in deze zinnen, dan ziet u   debat volgt, merk je dat hoewel best veel mensen
       dat het in de eerste zin om een ‘zijn’-betekenis gaat, en in   Nederlands spreken, dat niet hoeft te betekenen dat
       de tweede zin om een ‘doen’-betekenis: ‘wit’ is wat het   er ook naar geluisterd wordt.
       huisje ís, en ‘slapen’ is wat het popje dóét. En hoe zit het      Dat er vaak amper wordt geluisterd naar iemand
       met ‘Auto vroem’? Die sluit aan bij de ‘doen’-betekenis:   die Nederlands spreekt, blijkt ook uit onderzoek, al-
       ‘vroem’ is wat de auto dóét.                           leen al in mijn eigen omgeving. Ik moet voortdurend
          Dit is meteen ook het verschil tussen een naamwoor-  dingen opruimen waarvan ik toch duidelijk had ge-
       delijk gezegde en een werkwoordelijk gezegde. Een naam-  zegd dat de andere (jonge en kleinere) mensen in
       woordelijk gezegde zegt wat iemand of iets ís, en een   huis dat moesten doen.
       werkwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets dóét.      Op schrift is het nog veel erger. Er wordt wel ge-
                                                              schreven, maar er wordt amper gelezen. ‘Telefoon
                                                              was op,’ hoor je dan, ‘had je bericht niet gezien.’ Kun
       PETER-ARNO COPPEN                                      je zelf de boodschappen gaan doen.
                                                                 Er wordt in Nederland inmiddels bijna meer ge-
                                                              schreven dan gelezen. Dat geldt natuurlijk helemaal
                                                              voor de social media. Op Twitter is men eerder geïn-
                                                              teresseerd in de eigen mening dan in die van mij.
          Huiswerk                                               En ik merk het ook aan de oplagecijfers. Ik heb
           We verlaten even de peuterzinnen,                  bijna meer boeken geschreven dan dat er zijn ver-
           en komen in de volwassen spreektaal
                                                              kocht. Mensen luisteren niet en ze lezen niet. U bent
           terecht. In de volgende drie zinnen                zo’n beetje de enige die deze column leest; zelfs ik   ONZE TAAL 2020  —  2/3
                                                              heb hem niet gelezen. Gewoon nog geen tijd voor
            zien we telkens een ‘zijn’-betekenis.
            Maar welke twee vragen lijken er                  gehad, was vooral bezig met schrijven. Maar nu is hij
                                                              eindelijk af. Ik wens u, en mij, met terugwerkende
            meer op elkaar: ‘Ik boos?’, ‘Jij hier?’
                                                              kracht veel leesplezier.
            of ‘Hij geschikt?’?
                                                              RONALD SNIJDERS                                   29
   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34