In wel zes boterhammen op kunnen en ‘Is het waar dat jij zes boterhammen op kan?’ zijn op en kunnen/kan losse woorden. Ook in de volgende gevallen is dat zo:

  • zijn geluk niet op kunnen
  • geen kant meer op kunnen
  • niet tegen iemand op kunnen
  • je lol op kunnen met iets

De meeste combinaties van een voorzetsel en kunnen blijven ook los staan:

  • het niet voor kunnen (‘het niet kunnen bijhouden’)
  • er niet door/in/binnen/over kunnen
  • er niet bij kunnen (‘niet kunnen bereiken’, ‘niet kunnen snappen’)
  • er niet over uit kunnen (‘zich sterk verbazen’)
  • niet terug kunnen
  • ergens niet buiten kunnen

Aankunnen en afkunnen

Er zijn twee combinaties van voorzetsels met kunnen die wél één woord zijn:

  • aankunnen
    • Het is bewonderingswaardig wat zij allemaal aankunnen.
    • Ik hoorde dat Anja behoorlijk wat whisky’tjes aankan.
    • Fernando stopte met zijn baan omdat hij de drukte niet meer aankon.
  • afkunnen
    • Ze zeiden dat ze het samen wel afkonden.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen