Wat is juist: weleens of wel eens?
Weleens is meestal één woord.
Weleens betekent ‘ooit’, ‘ooit wel een (paar) keer’, ‘soms’, ‘best’ (soms met een verwijtende bijklank) of ‘graag een keer’. Soms wordt het alleen ter versterking toegevoegd. Voorbeelden:
- Ik heb weleens een duif uit de gracht gered. (‘ooit’)
- Je zult vast nog weleens aan deze vakantie terugdenken. (‘ooit wel een (paar) keer’)
- Zoiets komt weleens voor. (‘soms’)
- Dat had je weleens eerder kunnen zeggen! (‘best’)
- Jij strak in het pak? Dát wil ik weleens zien! (‘graag een keer’)
- Wil je weleens uitkijken met die grote schuiten van je! (versterking)
- Ik zal het hem weleens betaald zetten! (versterking)
Wanneer wel eens?
Als het een tegenstelling uitdrukt, wordt wel eens in principe los geschreven. De betekenis is dan ‘wél een keer(tje)’. In de uitspraak ligt er dus veel nadruk op wel. Bijvoorbeeld:
- Je hebt het verkeerd begrepen: ik wil wél eens naar Amerika!
- Pieter wil nooit mee naar concerten, maar zou wel eens naar een opera willen.
Het is ook wel eens als ‘wel van dezelfde mening’ bedoeld is, het tegenovergestelde van niet eens dus. Bijvoorbeeld: ‘Ik weet dat jij ertegen bent, maar ik ben het wel eens met dat voorstel.’
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!