Tweewekelijks: ‘elke twee weken’

De betekenis van wekelijks is elke week’. Die betekenis komt terug in samenstellingen: tweewekelijks is ‘elke twee weken’, driewekelijks ‘elke drie weken’, tienwekelijks ‘elke tien weken’, enz.

Tweeweeks: ‘twee weken durend’

Samenstellingen met -weeks geven geen frequentie aan, maar een tijdsduur: ‘zo veel weken durend’. Tweeweeks is dus ‘twee weken durend’, zesweeks ‘zes weken durend’, enz.

Uur, maand, jaar

Tussen -uurlijks/urig, -maandelijks/-maands en -jaarlijks/-jarig bestaat hetzelfde verschil. Voorbeelden:

  • Voorlopig is een twee-uurlijkse controle nodig. (‘controle om de twee uur’)
  • Sinds ik zestig ben, heb ik 24-urige werkweken. (‘werkweken van 24 uur’)
  • Het is weer tijd voor uw zesmaandelijkse tandartscontrole. (‘controle om de zes maanden’)
  • Haar ouders hebben een zesmaandse cruise geboekt. (‘een cruise die zes maanden duurt’)
  • De Charlotte Köhler Prijs is een driejaarlijkse prijs voor schrijvers van literair werk. (‘een prijs die om de drie jaar wordt toegekend’)
  • De opleiding bestaat uit een driejarige bacheloropleiding en een driejarige masteropleiding. (‘een opleiding die drie jaar duurt’)

Dagelijks/-daags

Dagelijks en daags betekenen allebei ‘elke dag’. Samenstellingen als tweedagelijks en tiendagelijks (die ‘om de twee dagen’ respectievelijk ‘om de tien dagen’ zouden betekenen), zijn niet gangbaar. Samenstellingen als tweedaags en tiendaags (‘twee/tien dagen durend’) zijn wél heel gebruikelijk. Voorbeelden:

  • Is dagelijks 10.000 stappen zetten echt zo goed voor je als ze zeggen? (‘elke dag 10.000 stappen’)
  • Je moet de pillen driemaal daags innemen. (‘elke dag drie keer’)
  • Een veertiendaagse vakantie is voor mij lang genoeg. (‘een vakantie van veertien dagen’)

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag

Schema met -uurlijks/urig, -maandelijks/maands, dagelijks/-daags, -wekelijk/-weeks en -jaarlijks/-jarig 

frequentie (‘elke ...’)

tijdsduur (‘gedurende ...’, ‘... durend’)

uur

-uurlijks

  • Op deze site vindt u twee-uurlijkse temperatuurmetingen.

-urig

  • Het schijnt dat een zesurige werkdag grote voordelen heeft boven een achturige werkdag.

dag

dagelijks

  • De appartementenworden dagelijks schoongemaakt.
  • De dagelijkse ochtendrituelen nemen al snel een uur in beslag.

-daags

  • Het driedaagse congres vindt van vrijdag tot en met zondag plaats.
  • We gaan een 28-daagse reis naar Nieuw-Zeeland maken.

week

-wekelijks

  • Dominique gaat wekelijks naar de kapper.
  • Doe mee aan onze vierwekelijkse activiteit om onze wijk schoon te houden!

-weeks

  • Met zo’n drukke baan is een drieweekse zomervakantie hard nodig om uit te rusten.
  • Het collegejaar is verdeeld in achtweekse blokken.

maand

-maandelijks

  • Quest is een maandelijks verschijnend tijdschrift.
  • Die tweemaandelijkse filmclub is een geslaagd initiatief.

-maands

  • De filmster volgde een viermaands afkickprogramma.
  • Tijdens een zesmaandse stage leer je veel.

jaar

-jaarlijks

  • De jaarlijkse kermis wordt altijd goed bezocht.
  • De Floriade is een tienjaarlijks evenement.

-jarig

  • In deze hoek vindt u de eenjarige planten.
  • Onze Taal haalt ongetwijfeld zijn honderdjarig bestaan.