Normaal gesproken is een vaste combinatie met de betekenis ‘in het gewone geval, gewoonlijk, doorgaans, normaliter’. Op zichzelf kunnen woorden die een vaste combinatie zijn, samensmelten tot één geheel (een samenstelling). Als dat gebeurd is, komen ze ook als samenstelling voor in de woordenboeken en spellinglijsten terecht. Bij normaal gesproken is dat niet het geval: het staat nergens als één woord vermeld. Het is dus nog steeds een zogenaamde woordgroep.

Toch zie je in de praktijk geregeld normaalgesproken, als één woord. Van Dale nam normaalgesproken in de dertiende druk (1999) zelfs op als één woord. In de veertiende druk (2005) werd het echter weer normaal gesproken. In dit soort gevallen, waarbij sprake is van een bijvoeglijk naamwoord en een werkwoordsvervoeging, geven woordenboeken en spellinglijsten de doorslag. Als die normaalgesproken niet vermelden, kun je daaruit afleiden dat het normaal gesproken moet zijn.

Normaal gesproken is dus officieel juist, net als bijvoorbeeld figuurlijk gesproken, hypothetisch gesproken, beter gezegd, eerlijk gezegd, kort gezegd, simpel gezegd en graag gezien.

Er zijn vergelijkbare gevallen die wél één woord zijn: dikbetaald, hooggegrepen, langgekoesterd, versgebakken, waargebeurd.

Vooral in België komt naast normaal gesproken ook normaal gezien voor. Ook dat zijn losse woorden.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!