Mega is een voorvoegsel dat twee betekenissen kan hebben. In de natuurkunde staat het voor 106 (miljoen), zoals in megawatt. In het algemene taalgebruik betekent mega ‘heel groot’ of wordt het gebruikt in bijvoorbeeld megadruk of megaleuk, waarin mega ‘geweldig’ betekent. Ook in deze gevallen wordt het vast geschreven aan het woord waarmee het gecombineerd is.

Vergelijkbare gevallen zijn combinaties met giga; dat voorvoegsel staat in de natuurkunde voor 109 (miljard), en in het algemene taalgebruik betekent het, net als mega, ‘heel groot’ of ‘geweldig’.

In bijvoorbeeld mega-event en giga-aardig is een streepje nodig om klinkerbotsing te voorkomen.

Enkele voorbeelden van samenstellingen met mega en giga: megadom, megagroot, megabioscoop, megastad, gigagroot, gigahit.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag

zelfstandige naamwoorden

  • megabioscoop
  • megabrein
  • megabyte
  • megachip
  • megadeal
  • megadosis
  • mega-event
  • megafestatie
  • megafraude
  • megafusie
  • megahertz
  • megahit
  • megaoperatie
  • megapixel
  • megaplan
  • megaproject
  • megastad
  • megastal
  • megaster
  • megastore
  • megavolt
  • gigabyte
  • gigahertz
  • gigahit
  • gigaproject
  • gigatalent
  • gigatheater
  • gigawatt

bijvoeglijke naamwoorden

  • megadom
  • megageil
  • megagroot
  • megahard
  • megahip
  • megahoog
  • megaleuk
  • megalief
  • megasimpel
  • gigagroot
  • gigaleuk