Hiv is een afkorting, namelijk van human immunodeficiency virus. Afkortingen worden met een koppelteken aan een ander woord geplakt als ze er een samenstelling mee vormen; vergelijk tv-programma, cd-speler, EHBO-diploma. Wie hiv uitspreekt als ‘haa-ie-vee’, zal ook hiv-virus en hiv-besmetting schrijven.

Veel mensen spreken hiv echter uit als ‘hif’, alsof het een gewoon woord is. In dat geval is er veel voor te zeggen om hiv ook als een gewoon woord vast te schrijven aan het woord dat erop volgt. Hivbesmetting en hivvirus zijn dan vergelijkbaar met aidspatiënt en latrelatie.

De meeste naslagwerken geven een streepje in samenstellingen met hiv, bijvoorbeeld in hiv-besmetting, hiv-drager, hiv-geval, hiv-infectie, hiv-positief, hiv-test en hiv-verspreiding. Maar het Groene Boekje, de officiële woordenlijst, geeft bij samenstellingen met hiv steeds twee varianten, namelijk een mét en een zónder streepje (hiv-infectie/hivinfectie, hiv-virus/hivvirus, enz.).