Afkortingen van Nederlandstalige academische titels krijgen een kleine letter en een punt: ir., ing., mr., drs., bc., ir., ds. en dr. Van oudsher geeft de punt het signaal aan de lezers dat er sprake is van een afkorting; als we ‘ir. Jan Kop’ zien staan, weten we dat we dus niet [ir Jan Kop] moeten lezen of zeggen, maar [ingenieur Jan Kop]. Bij afkortingen die we letter voor letter uitspreken, zoals bhv, cv en cao, vervalt de punt over het algemeen.

Tegenwoordig hebben steeds meer mensen een bachelor- of mastertitel. Deze Engelse titels worden met hoofdletters geschreven en krijgen geen punt; ze komen na de naam (eventueel na een komma). Bachelors krijgen een hoofdletter B, masters een M (zonder punt) achter hun naam, met toevoeging van het vakgebied (voor 'arts', Sc voor 'science'). Bijvoorbeeld: Jan Kop, MSc.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!