Is het die of wie in ‘de vrouw die/wie we een bos bloemen wilden geven’?
Die en wie zijn hier allebei goed. Ook aan wie is mogelijk.
Lange tijd ging de voorkeur uit naar ‘de vrouw wie we een bos bloemen wilden geven’. Maar ‘de vrouw die we een bos bloemen wilden geven’ geldt ook al vele decennia als juist. Een andere optie is aan wie: ‘de vrouw aan wie we een bos bloemen wilden geven’.
Vóór die/wie kun je hier het voorzetsel aan denken. Die en wie zijn dus het meewerkend voorwerp.
De functies van die
Die kan onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde zijn. Voorbeelden:
- De vrouw die daar fietst, is een bekende zangeres. (die is onderwerp van de bijzin ‘die daar fietst’)
- De man die ik ooit ontslagen heb, is nu directeur. (die is lijdend voorwerp van de bijzin ‘die ik ontslagen heb’)
- De kinderen die ik de mop vertelde, snapten ’m niet. (die is meewerkend voorwerp van de bijzin ‘die ik de mop vertelde’)
- Ik heb zelf geen goed woord over voor de sufferd die ik ben geweest. (die is naamwoordelijk deel van het gezegde in de bijzin ‘die ik ben geweest’)
Wie: meewerkend voorwerp
Wie verwijst altijd naar personen en kan (onder meer) meewerkend voorwerp zijn. De Algemene Nederlandse Spraakkunst vermeldt de voorbeelden ‘De man die we dat gevraagd hebben, is psycholoog’ én ‘De man wie we dat gevraagd hebben, is psycholoog.’ Daaruit valt op te maken dat wie en die allebei mogelijk zijn. Dus:
- De vrouw wie we een bos bloemen wilden geven, negeerde ons. (wie is meewerkend voorwerp van de bijzin ‘wie we een bos bloemen wilden geven’)
- De vrouw die we een bos bloemen wilden geven, negeerde ons. (die is meewerkend voorwerp van de bijzin ‘die we een bos bloemen wilden geven’)
- De kinderen wie ik de mop vertelde, snapten ’m niet. (wie is meewerkend voorwerp van de bijzin ‘wie ik de mop vertelde’)
- De kinderen die ik de mop vertelde, snapten ’m niet. (die is meewerkend voorwerp van de bijzin ‘die ik de mop vertelde’)
Wie: na een voorzetsel
Na een voorzetsel is alleen wie mogelijk als het om een of meer personen gaat:
- De vrouw aan wie we een bos bloemen wilden geven, negeerde ons.
- Het meisje voor wie we een liedje zongen, was jarig.
- De lerares met wie ik sprak, was erg enthousiast.
- De kinderen aan wie ik de mop vertelde, snapten ’m niet.
In dit soort zinnen komen ook waaraan, waarvoor en waarmee voor, maar dat vindt niet iedereen mooi. Zie ook het advies over de vrouw van wie/waarvan hij houdt.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!