Deze zin bestaat uit een zogenoemde beknopte bijzin (bijgaand) en een hoofdzin (vindt u het nieuwe pensioenoverzicht). Omdat bijgaand geen expliciet onderwerp heeft, denk je dat erbij. Dat ‘erbij gedachte’ onderwerp komt vrijwel altijd terug in de hoofdzin. Dat is hier ook het geval: datgene wat bijgaat is het nieuwe pensioenoverzicht, en dat staat in de hoofdzin. Daardoor is het een keurige, grammaticale zin.

Meer voorbeelden:

  • Gezellig kletsend liepen we de hele winkelstraat uit. (het onderwerp van de bijzin (je denkt er we/wij bij) = het onderwerp van de hoofdzin (we)) 
  • Bladerend door het boek vielen mij meteen een paar fouten op. (het onderwerp van de bijzin (je denkt er ik bij) = het meewerkend voorwerp van de hoofdzin (mij))
  • Al wandelend door het bos ging me ineens een lichtje op. (het onderwerp van de bijzin (je denkt er ik bij) = het meewerkend voorwerp van de hoofdzin (me))
  • Ingesloten vindt u mijn cv. (het onderwerp van de bijzin (je denkt er mijn cv bij) = het lijdend voorwerp in de hoofdzin)
  • Bijgesloten sturen wij u onze offerte. (het onderwerp van de bijzin (je denkt er onze offerte bij) = het lijdend voorwerp in de hoofdzin)

‘Schoolregel’ klopt niet

Veel mensen hebben geleerd dat de zin ‘Bijgaand vindt u het pensioenoverzicht’ fout is. Zij hebben namelijk deze ‘regel’ geleerd: het onderwerp dat je bij de beknopte bijzin denkt, moet per se ook het onderwerp van de hoofdzin zijn. Van de voorbeelden hierboven zou dan alleen ‘Gezellig kletsend liepen we de hele winkelstraat uit’ goed zijn. Alle voorbeeldzinnen hierboven zijn echter grammaticaal (zie ook de Algemene Nederlandse Spraakkunst). De ‘schoolregel’ is veel te kort door de bocht. Het onderwerp van de beknopte bijzin kan in die hoofdzin drie functies hebben: de functie van onderwerp, van meewerkend voorwerp en van lijdend voorwerp.

Wanneer wél fout?

Het kán natuurlijk wel fout gaan met de beknopte bijzin. Dan ontbreekt in de hoofdzin het onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp dat je bij de beknopte bijzin kunt denken. Bijvoorbeeld:

  • Zingend begon de bus aan de rit naar de Efteling. (alleen het onderwerp uit de hoofdzin (de bus) komt in aanmerking als onderwerp van de beknopte bijzin, maar de bus zong niet)
  • Na het bruidspaar in het oog gekregen te hebben, gingen de ballonnen de lucht in. (alleen het onderwerp uit de hoofdzin (de ballonnen) komt in aanmerking als onderwerp van de beknopte bijzin, maar de ballonnen kregen het bruidspaar niet in het oog)

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag