Wat is juist: ‘Wij wouden winnen’, ‘Wij wouen winnen’ of ‘Wij wilden winnen’?
Alleen ‘Wij wilden winnen’ lijkt voor iedereen volledig aanvaardbaar te zijn.
Wie wouwen of wouden gebruikt, kan bijna standaard rekenen op commentaar vanwege slordig taalgebruik. Toch staat ook wouden in de woordenboeken en woordenlijsten. Van Dale noemt bovendien nog de informele vormen wouwen en wouen.
Wouden zijn bossen!
Veel mensen hebben geleerd dat wouden ‘fout’ is. ‘Wouden zijn bossen!’ was een bekende uitroep van schoolmeesters en -juffrouwen als iemand wouden gebruikte. Alleen wilden zou correct zijn. Maar wou(d)en is een eeuwenoude werkwoordsvorm, die al in middeleeuwse Nederlandse teksten voorkomt.
Wouden is ontstaan uit wolde(n), een vorm die in sommige dialecten nog voortleeft. De vorm wouden houdt ondanks alle vermaningen gewoon stand, in elk geval in de spreektaal en de informele schrijftaal. In de spreektaal is wou(w)en heel gebruikelijk.
Het enkelvoud wou
Tegen het enkelvoud wou (dat bestaat naast wilde) wordt minder bezwaar gemaakt. ‘Ik wou dat ik jou was’ en ‘Ik weet ook niet wat ze daarmee wou zeggen’ zijn voor de meeste mensen goede zinnen, al zijn ze wat informeel. ‘Ik wilde dat ik jou was’ en ‘Ik weet ook niet wat ze daarmee wilde zeggen’ zijn uiteraard ook mogelijk. In bijvoorbeeld ‘De minister wou geen toelichting geven’ is wou voor sommige mensen weer wat te informeel. ‘De minister wilde geen toelichting geven’ is in hun ogen passender.
Overigens kan er een licht betekenisverschil worden uitgedrukt door wou(den) of wilde(n) te gebruiken. Vergelijk bijvoorbeeld ‘Ik wou naar Parijs’ en ‘Ik wilde naar Parijs.’ De zin met wou is vooral een wens (‘dat zou ik graag willen’); de zin met wilde(n) is meer een concrete verleden tijd (‘dat wilde ik, maar er kwam iets tussen’ / ‘dat wilde ik en dus nam ik de Thalys’).
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!
De vormen met * worden als informeel beschouwd; dat geldt het sterkst voor het meervoud wouden.
tegenwoordige tijd | verleden tijd |
---|---|
ik wil | ik wilde / ik wou* |
jij wilt / jij wil* | jij wilde / jij wou* |
u wilt / u wil* | u wilde / u wou* |
hij wil | hij wilde / hij wou* |
wij willen | wij wilden / wij wouden* |
jullie willen | jullie wilden / jullie wouden* |
zij willen | zij wilden / zij wouden* |
(* = informele vorm)
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!