In je thuis voelen moet volgens de officiële spelling een spatie staan tussen thuis en voelen. Bijvoorbeeld:

  • Ik hoop dat je je er al een beetje thuis voelt.
  • Ze hadden zich er meteen thuis gevoeld.
  • Ze zorgden ervoor dat we ons al snel thuis voelden.

In je thuis voelen betekent thuis ‘op je gemak’. Je thuis voelen is dus vergelijkbaar met je prettig voelen, je veilig voelen, je ziek voelen, enz.

Thuiskomen, thuisblijven

In andere gevallen is thuis wél aan het werkwoord vastgegroeid dat erachter staat. In thuisblijven en thuislaten betekent thuis iets als ‘in huis’. In thuisbrengen, thuiskomen en thuisbezorgen gaat het om ‘naar huis’. In ergens thuishoren heeft thuishoren in z’n geheel de betekenis ‘op je plaats zijn’. Voorbeelden:

  • Ik begrijp wel dat jullie zijn thuisgebleven: het werd ’s avonds enorm glad.
  • Wat zul je blij zijn als jullie dochter weer thuiskomt!
  • Kunnen jullie dat pakje thuisbezorgen?
  • Laten we de laptop en de tablet nu eens thuislaten.
  • Willen jullie hen even thuisbrengen?
  • Ze kregen het gevoel dat ze er echt thuishoorden.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail