De aanhef van een brief is eigenlijk een aanspreekvorm: we spreken de lezer aan zoals we hem of haar ook persoonlijk zouden begroeten. Dan zeg je niet ‘Dag mevrouw Jansen-de Jong’, maar ‘Dag mevrouw Jansen’. Daarbij gaan we er dus van uit dat de eerste naam de naam is waarmee ze wil worden aangesproken. Ook andere ‘franje’, zoals titels en voorletters, laten we in de aanhef van een brief achterwege. 

Op de envelop schrijf je de naam wél zo volledig mogelijk. Vermeld daarop dus wel de geboortenaam, naam van de partner, voorletters en eventuele titels en predicaten: drs. A.J. Jansen-de Jong of mevrouw drs. A.J. Jansen-de Jong.

Geboortenaam of partnernaam

Overigens is aan de naam mevrouw Jansen-de Jong niet te zien of zij van huis uit De Jong heet en getrouwd is met een meneer of mevrouw Jansen, of dat Jansen haar geboortenaam is en De Jong de naam van de huwelijkspartner. Wettelijk gezien zijn beide opties mogelijk.

Geachte mevrouw (zonder achternaam)

In titulatuurgidsen wordt soms nog aangeraden om vrouwen helemaal niet met hun naam aan te spreken in de aanhef. Een brief aan een vrouw moet dan beginnen met Geachte mevrouw (de achternaam wordt dan niet genoemd). Deze ‘kale’ aanhef geldt inmiddels als ouderwets.

Niet per se een vrouw

A.J. Jansen-de Jong kan overigens ook de naam van een man zijn, omdat ook mannen bij hun huwelijk de naam van hun partner kunnen aannemen. Als je de persoon in kwestie verder niet kent, zijn aanheffen als Geachte heer/mevrouw Jansen of Beste meneer/mevrouw Jansen, of Beste A.J. Jansen dus aan te raden.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!