Ampel en amper lijken veel op elkaar, maar hebben vrijwel tegengestelde betekenissen.

Amper: ‘nauwelijks’

Het bijwoord amper betekent ‘nauwelijks, ternauwernood, nog maar net’. Enkele voorbeeldzinnen met amper:

  • Ik had amper mijn boterham op of we gingen alweer verder.
  • Wat is het hier donker! Ik kan amper iets zien.
  • De vergadering verliep teleurstellend. We kregen amper de kans ons standpunt naar voren te brengen.
  • Ik van middelbare leeftijd? Ik ben amper veertig!

Ampel: ‘uitvoerig’

Het bijvoeglijk naamwoord ampel betekent ‘uitvoerig, tot in detail’. Enkele voorbeeldzinnen met ampel:

  • Na ampel overleg hebben we besloten een comité op te richten.
  • Deze beslissing is na ampel beraad genomen.
  • U bent ampel in de gelegenheid gesteld uw standpunt te verdedigen. Nu is het de beurt aan uw opponenten.
  • Ouders besluiten meestal pas na ampele overwegingen hun kinderen ritalin te geven.
  • Na ampele discussie over de voors en tegens hebben we een beslissing genomen.

Herkomst

Ampel is een leenwoord uit het Frans (ample). Het gaat terug op het Latijnse amplus (‘omvangrijk’).

De herkomst van amper is helaas niet duidelijk. Een theorie is dat het in verband staat met een ander woord amper, dat al lange tijd verouderd is en ‘wrang, bitter’ betekende. Het werd mogelijk gebruikt in contexten waarin het ‘met moeite’ en later ‘ternauwernood’ betekende. Een andere mogelijke bron is het Maleise woord hampir (‘bijna’). (Zie ook het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands.)

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail