Wat is juist: ‘Wees maar niet bang’ of ‘Ben maar niet bang’?
‘Wees maar niet bang’ geldt als de meest verzorgde en geaccepteerde vorm in de standaardtaal.
Van oudsher is alleen wees gebruikelijk als gebiedende wijs van zijn. Het is bijvoorbeeld ook ‘Wees eens stil’, ‘Wees jezelf’ en ‘Wees tevreden met wat je hebt.’
De vorm wees is uitzonderlijk, want bij alle andere werkwoorden is de gebiedende wijs gelijk aan de eerste persoon enkelvoud (de ik-vorm): ‘Loop door’, ‘Stop met lachen’, ‘Ga zitten’, ‘Meld geweld’, ‘Word lid’, enz.
Ben
De gebiedende wijs ben komt met name in gesproken taal geregeld voor, en ook in informele schrijftaal is er een opmars te zien. Heel onlogisch is die vorm natuurlijk niet: ben is de ik-vorm, en door die te gebruiken volg je het patroon van de andere gebiedende wijzen. In verschillende dialecten is ben al lange tijd de standaard.
Het is goed mogelijk dat ben in opmars is als gebiedende wijs en dat wees steeds minder voorkomt. Veel mensen hebben geleerd dat ze het werkwoord wezen moeten vermijden - wat overigens niet terecht is -, en misschien zijn ze daardoor ook huiverig om wees te gebruiken. In dat geval zou je ben (‘Ben maar niet bang’) kunnen opvatten als een vorm van hypercorrectie.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!