Wat is juist: standaard-Nederlands, Standaard-Nederlands of Standaardnederlands?
De variant van het Nederlands die vroeger Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) werd genoemd, is het Standaardnederlands: één woord, met een hoofdletter.
Taalnamen krijgen in het algemeen een hoofdletter. Het is bijvoorbeeld het Fries, het Nederlands, het Vlaams en het Catalaans. Dat geldt ook voor ‘bedachte’ talen als het Esperanto, het Volapük en het Klingon.
Als de taalnaam is afgeleid van een aardrijkskundige naam, komen de eventuele spaties of streepjes daarvan terug in de taalnaam: het West-Vlaams (want: West-Vlaanderen), het West-Fries (want: West-Friesland), het New Yorks (want: New York). Ook in combinaties van taalnamen en aardrijkskundige namen verschijnt er een streepje: het Belgisch-Nederlands, het Fins-Oegrisch, het Surinaams-Nederlands, het Gallo-Romaans.
Oudnederlands, Standaardnederlands
Na elementen als Oer-, Standaard-, Middel-, Oud-, Nieuw-, Hoog-, Neder-, Neo- en Laat- komt er geen streepje. Juist zijn dus bijvoorbeeld: het Middelnederlands, het Oudnederlands, het Nieuwgrieks, het Hoogduits, het Nieuwhoogduits, het Oergermaans, het Neolatijn, het Laatlatijn.
Ook één woord zijn het Kerkslavisch, het Mandarijnenchinees en het Verkavelingsvlaams. Als de taalaanduiding die volgt zelf al een streepje heeft (zoals het West-Vlaams), komt er ook een streepje na het eerste deel: het Oud-West-Vlaams.
Van deze taalnamen kunnen ook bijvoeglijke naamwoorden worden afgeleid: Middelnederlandse uitdrukkingen, Oud-West-Vlaamse woorden, Oudgermaanse poëzie, Oudhollandse spreuken. Je schrijft dat bijvoeglijk naamwoord dan hetzelfde als de taal zelf, áls het tenminste betrekking heeft op de taal. Als dat niet het geval is, heeft dat gevolgen voor de spelling. Het is bijvoorbeeld oud-Hollandse spelletjes, omdat het nu duidelijk niet om de taal gaat.
Gelegenheidsaanduidingen
Zogeheten gelegenheidsaanduidingen krijgen een streepje: het jongeren-Nederlands, het straat-Surinaams. Hiermee wordt een variant van een taal bedoeld die niet als een vast begrip geldt. Soms worden zulke termen wél gevestigde begrippen. Dan volgen ze de regel die hierboven staat. Bekende voorbeelden zijn het Negerhollands en het Poldernederlands.
Spottende aanduidingen
Subjectieve (vaak spottend bedoelde) taalbenamingen krijgen een kleine letter: het potjeslatijn, het koeterwaals, het hooghaarlemmerdijks (‘bekakte taal’). Ook bijvoorbeeld het steenkolenengels en het schoolengels vallen volgens de officiële spelling onder deze categorie. Toch zijn steenkolen-Engels en school-Engels ook te verdedigen: het zijn varianten van het Engels. Wie ‘in zijn beste steenkolen-Engels’ of ‘in zijn beste school-Engels’ iets probeert te zeggen, spreekt immers tóch Engels (of doet in elk geval een serieuze poging).
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!