Hoe heet het zinsdeel mijn pen in ‘Ik ben mijn pen kwijt’?
In deze zin is mijn pen het oorzakelijk voorwerp.
De zin ‘Ik ben mijn pen kwijt’ bevat een naamwoordelijke gezegde. Het werkwoord zijn is hier een koppelwerkwoord en kwijt is naamwoordelijk deel van het gezegde. Datgene wat kwijt is, mijn pen, noem je het oorzakelijk voorwerp.
Er zijn meer naamwoordelijk gezegdes zoals kwijt zijn die voorkomen met een aanvulling. Voorbeelden zijn beu zijn, bijster raken/zijn, moe worden, schuldig zijn, van plan zijn en waard zijn. In de zinnen hieronder drukt het oorzakelijk voorwerp uit wát je beu bent, wát je bijster raakt, enz. De oorzakelijke voorwerpen zijn steeds gecursiveerd:
- Ik was zijn gezeur beu.
- Ik ben ons vakantiehuis nog lang niet zat!
- Janny raakt het spoor bijster.
- Co werd het spelletje niet moe.
- Je bent me vier euro schuldig.
- Zij waren weinig goeds van plan.
- Dat huis is vier ton waard.
- Dat is een groot applaus waard!
Verschil met lijdend voorwerp
De zinnen ‘Ik ben mijn pen kwijt’ en ‘Ik heb mijn pen zoekgemaakt’ lijken wel wat op elkaar. Het is niet zo gek om te denken dat mijn pen in beide zinnen een lijdend voorwerp is. Het verschil is dat heb zoekgemaakt een werkwoordelijk gezegde is, en ben kwijt een naamwoordelijk gezegde. Bij werkwoordelijke gezegdes komen lijdende voorwerpen heel vaak voor: dat is het zinsdeel dat de werking van het werkwoord (hier: zoekmaken) direct ondergaat. In zinnen met een naamwoordelijk gezegde spreek je nooit van een lijdend voorwerp.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!