Page 30 - OnzeTaal_mei2021_HR
P. 30
ETYMOLOGIE
Illustratie: Frank Dam
Elften en finten
n juli 2020 werd het heuglijke nieuws bekend dat
onderzoekers bij de Haringvlietsluizen meerdere
I volwassen elften hadden gevangen. Die vissoort
gold in de Rijn als uitgestorven, vanwege de slechte
waterkwaliteit, maar bleek weer te zijn teruggekeerd.
Elften zijn grote haringachtige zeevissen die de rivieren
op zwemmen om in zoet water kuit te schieten, net als naam alosa), zelfs de officiële naam voor de elft. De oude
zalmen. Ze smaken ook als zalmen, zoals de arts Johan weerspreuk ‘De eerste donder in maart vat de elft bij de
van Beverwijck al in 1636 constateerde: “Den Elft is de staart’ herinnert aan het moment waarop de elften de
Salm niet van koleur, maer wel van visch en smaeck rivieren binnenzwemmen. In 1727 vermeldde Carolus
ghelijck.” Tuinman in zijn spreekwoordenboek de uitdrukking “Hy
is zo hairig, als elft in den Mey”, als aanduiding voor een
MEIVIS twistziek, ruzieachtig iemand; harig betekent hier ‘prik-
Elften worden sinds zeker de dertiende eeuw in de Lage kelbaar’, en Tuinman verklaarde de uitdrukking als: “in
Landen gevangen en gegeten. De naam elft is waar- den Mei heeft die visch de meeste kleine graatjes, die als
schijnlijk verwant met het Latijnse albus (‘wit’), dat we hairtjes, en moeyelyk aan den eeter zyn.”
kennen van het leenwoord album; de vis is dus genoemd
naar zijn witachtige of zilverachtige kleur. TWAALFT
Een vissoort die nauw verwant is aan de elft, is de Naast de elft bestaat er ook een niet-verwante vis die
fint. Het verschil met de elft is dat de fint een rij van vijf ooit de naam twaalft droeg. Het gaat om de gestreepte
tot tien zwarte stippen op de flanken heeft. Die hebben zeebaars. Net als elften en finten leeft hij in kustwateren
ook voor zijn naam gezorgd: fint betekende eigenlijk en rivieren, maar niet in de Lage Landen: zijn leefgebied
‘de gespikkelde’. De naam is verwant met het Latijnse is rond de Atlantische Oceaan en Amerika. Kenmerkend
werkwoord pingere (‘schilderen’). Aan het eind van de voor de vis zijn de zes lengtestrepen over de flanken.
zestiende eeuw komt de vorm vint voor. Daarna wordt
de vis pas aan het eind van de negentiende eeuw weer
genoemd, dan als fint. Gezien het grote hiaat in de tijd ‘De eerste donder in maart
is fint met f waarschijnlijk ontleend aan de Hoogduitse
aanduiding voor de vis: Finte, en gaat het niet terug op vat de elft bij de staart.’
de oudere Nederlandse naam vint.
Vanwege hun grote omvang werden elften en finten
ook wel aangeduid met (gespikkelde) reuzenharing. Een Toen de Nederlanders zich in de zeventiende eeuw ves-
andere benaming voor beide soorten is meivis, die ver- tigden in Nieuw-Nederland, in het oosten van Amerika,
wijst naar het feit dat ze in de lente de rivieren op zwem- kwamen ze met deze vis in aanraking, en zij duidden
men. In het Duits is Maifisch, naast Alse (van de Latijnse hem aan met twaalf of twaalft. Zeekapitein David Pietersz.
de Vries beschreef de vis in 1655 als volgt: “Daer valt een
soort van Vis die by onse Natie Twaelf ghenaemt wordt,
heeft Schobben gelijcke Salm, dan daer loopen aen yder
Witte vissen zijde ses swarte streken over, dat ick achte datse daerom
Twaelften heten.”
Er zijn meer vissen genoemd naar hun witte kleur: de De vorm twaalft is gevormd naar analogie van elft, dat
naam wijting is afgeleid van wit, en blei of bliek gaat kennelijk in die tijd werd geassocieerd met elf. Dat blijkt
terug op een Germaanse wortel blei- (‘glanzen, schij- uit de beschrijving van Amerikaanse vissoorten door een
ONZE TAAL 2021 — 5 (‘witvis’), een afleiding van albus (‘wit’). den”) wat later in het seizoen gevangen wordt dan de
nen’), waarvan ook bleek is afgeleid. Alver, de naam
tijdgenoot, Adriaen van der Donck. Hij vermeldt dat de
van een voorntje, is ontleend aan het Latijnse albula
“twalift” (“het is lecker eeten voornemelijck de hoof-
De Russische beloega, de bekende leverancier van
elft, gevolgd door de “dertien”, die volgens hem “rede-
lijck goede Dis is wel ruym soo langh als een Cabeljauw
kaviaar, dankt zijn naam aan het Russische woord
voor ‘wit’: belyj. De Nederlandse naam voor deze vis
maer niet soo lijvigh”.
Welke vissoort wordt hier met dertien bedoeld? Dat
is huso of steur. Dezelfde oorsprong heeft de soort-
naam beloega voor de witte dolfijn: geen vis, maar
een kleine walvisachtige die in Arctische wateren blijft gissen, want verdere informatie ontbreekt helaas.
leeft. HANS BEELEN EN NICOLINE VAN DER SIJS
30