Page 21 - OnzeTaal_mei2021_HR
P. 21

REGISTER  GUUS MIDDAG

            Over opmerkelijk taalgebruik.



            Klits klets en klisklas





                                                                                                 Foto: Bart de Rijk / 123RF
              ou het beroep van souffleur nog bestaan? De souffleur:
                   mesjille van je roelosjee” – dat mompel ik af en
                   toe nog weleens voor me uit, op lege momenten.
              dat was de man die vroeger voor in de schouwburg zat,
        “met zijn rug naar het publiek, in een klein hokje dat
            A En dan zo gedachteloos verder: “eelokale doe
            maar mee / mamasjille van je hoelosjee / eelokale van de
        net boven de toneelplanken uits
            danslokaal”. Het is een oud springliedje. Het hangt van
            de onzinwoorden aan elkaar, al dringt zich via “eelokale”
            en “danslokaal” wel een bestaand woord op, en al snapt
            iedereen ook wel wat de bedoeling is bij “doe maar
            mee”.
               “Ariboedijne, kalifikatsjoe!” Uit een ander liedje, ook
            mooi. Ook dat zijn fantasiewoorden, afkomstig uit het
            grote arsenaal aan zinloze woorden uit de wereld van
            kinder- en bakerrijmen. Ik ben er dol op, zoals ik ook dol
            ben op chocola: het ligt lekker in de mond. Amesjille,
            ariboedijne, roelosjee: het is taal in haar meest speelse en                        ‘Klisklas’
            muzikale vorm. Klank zonder betekenis. Is het heimwee                               in straatjes
            naar het taalparadijs waarin ook ik mij ooit bevonden                               in San Remo.
            moet hebben: de toestand van het jonge, nog spraakloze
            kind dat goochelt met de taal die hem toevallig aan komt   ‘hup spoel’. De eerste regel van het refrein betekent
            waaien? De taalpsychiater in mij zegt dan: klankjes   dan: ‘Schietspoel, ga snel weg, hup spoel’. En na het
            proeven, woordjes sabbelen, moedertaal – een fixatie op   wisselen van de schachten (weergegeven door “djikke
            de orale fase.                                   djakke”) vervolgt de tweede regel dan met de aansporing
                                                             “kerre koltjes”, die volgens Gaspar begrepen kan wor-
            WEVERKENS                                        den als ‘keer terug, klosje’. Waarna het refrein afsluit
            “Kalifakatsjoe, follafollagetta, sextinstjoe!” – ik maak   met “klits klets”, waarin de kenner het geluid van het
            het versje nog maar even af, want zo hoort dat bij aftel-  aandrukken van de rietkam herkent. Zo werd het magi-
            rijmpjes. En meteen daarna dient zich in het hersen-   sche refrein keurig omgezet in een adequate beschrij-
            gebied waar de betekenisloze kinderklanken zetelen ook   ving van het weven.
            al gauw de “schietspoele” aan, en de “sjerrebekke”, en
            de “spoelza”. Alle drie afkomstig uit het refrein van   LEOPOLD
            weer een ander kinderlied, over de vier weverkens die   Als klits klets voor de goede verstaander de wereld van
            ter botermarkt gaan. “En de boter die was er zo diere. /   het weven oproept, hoe zou dat dan zijn met klisklas?
            Zij hadden geen duit haast meer in hunne tas, / en ze   Het is een raar woord, dat zomaar opduikt in een verder
            kochten één pond sa vieren.” Sneu, maar dan volgt het   geheel zinnig gedicht van J.H. Leopold, geschreven rond
            refrein, met zijn opzwepende ritme, en zijn magische   1895. Het begint met de regels “De lente valt dan in een
            toverformule: “Schiet spoele, sjerre bekke, spoelza! /   oude stad / een holgebouwde, waar ik lang was”. Het be-
            Djikke djakke, kerre koltjes, klits klets!”      schrijft een wandeling langs de huizen in eenzaamheid,
               Onzintaal, of toch niet helemaal? Als het lied over   in een sfeer van vertwijfeling en droefenis, en eindigt
            wevers gaat, en er komt een woord als schietspoel in voor,   dan zo: “Mijn voeten zij gaan onder mij klisklas, / mijn
            zou er in dat refrein dan niet ook een verwijzing naar de   hoofd hangt in een web van schemeringen.”
            techniek van het weven kunnen schuilen? In een artikel      Wat zou klisklas betekenen? Mechanisch heen en weer
                                                             bewegend, als de spoel in een weefgetouw? Is het een
                 Onzintaal, of toch                          weergave van het geluid van schuifelende voetstappen
                                                             op straat? Er is nog een andere mogelijkheid. Leopold-
                 niet helemaal?                              biograaf Dick van Halsema moest bij dit gedicht denken
                                                             aan de reis die de dichter in 1890 door Italië maakte.
                                                             Hij was toen ook een week in San Remo, de stad aan de
                                                             Middellandse Zee met zijn smalle omhooglopende trap-
            uit 1984 in De Nieuwe Taalgids boog Renaat Gaspar zich   straatjes, voor een deel door huizen overbouwd. Toen
            over deze kwestie. Hij was niet de eerste die meende dat   Van Halsema daar meer dan een eeuw later zelf liep, in
            met het refrein het gelúíd van een weefgetouw werd   de voetsporen van Leopold, hoorde hij zijn eigen voet-  ONZE TAAL 2021  —  5
            weergegeven. Luister maar naar klanknabootsingen als   stappen weerkaatsen in de holle overwelfde straatjes.
            “djikke djakke” en “klits klets”. Maar was dat alles?   Zijn voeten gingen, hoe moet je dat nu zeggen – zijn
            Volgens Gaspar waren “sjerre bekke”, “spoelza” en   voeten gingen onder hem klisklas.
            “kerre koltjes” geen onomatopeeën, en ook geen onzin-     Het is nog niet helemaal wetenschappelijk bewezen,
            woorden, “hoe vreemd ze ook mogen klinken”.      maar klisklas zou behalve gewoon ‘klisklas’ dus ook kun-
               Daarna begon hij aannemelijk te maken dat sjerre   nen betekenen: ‘klisklas met echo, meer in het bijzon-
            bekke Vlaams is voor ‘ga snel weg’. En spoelza idem voor   der in de holgebouwde straatjes van San Remo’.      21
   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26