Page 29 - OnzeTaal_jul_aug2021
P. 29

ONDERZOCHT  ERICA RENCKENS

            Waar houden taalkundigen zich mee bezig?




            Cité-Duits: ondergrondse taal in Vlaanderen






                     ie een uitstervende taal wil onderzoeken,
                     hoeft niet per se diep het Amazonegebied of
            W de binnenlanden van Papoea-Nieuw-Guinea
            in te trekken. Nantke Pecht stapte in Maastricht simpel-
            weg op bus 63 naar het Vlaamse Eisden – bij mooi weer
            pakte ze de fiets. In 2015 en 2016 deed ze daar in de ‘cité’,
            de woonwijk voor mijnwerkers, vijf maanden lang veld-
            onderzoek naar het Cité-Duits. Van de laatste twaalf
            sprekers die ze daar sprak, leefden er ten tijde van haar
            promoveren afgelopen januari nog negen, allen ver in de
            tachtig.

            MISLEIDEND
            Het Cité-Duits ontstond in de jaren dertig van de vorige
            eeuw onder de mijnwerkers in Eisden. De naam doet ver-                                               Foto: Bert Beelen
            moeden dat de taal vooral op het Duits lijkt, maar dat is
            eigenlijk een beetje misleidend, aldus Pecht. “Die naam
            komt van de sprekers zelf, die heb ik niet verzonnen.    Nantke Pecht onderzocht de mengtaal van oud-mijnwerkers.
            De taal is een mengelmoes van het Belgisch-Nederlands,
            Duits en het Maaslands, een Limburgs dialect.”   du hast gedacht’, waar in het Duits alleen ‘… gedacht
               Dat door taalcontact een nieuwe taal ontstaat, is    hast’ mogelijk is. Ook kunnen nog elementen na de
            op zich niet heel bijzonder. Maar de situatie in Eisden   infinitief komen: ‘Ich musste fahren mit de Fiets.’”
            was uniek, vertelt Pecht. “De mijnwerkers kwamen       Het gebruik van voornaamwoorden in het Cité-Duits
            oorspronkelijk uit landen als Italië, Tsjechië en Polen;   leek dan weer meer op het Duits, met ich, du en der/die.
            thuis spraken ze hun eigen talen. Waar in andere cités    “Maar dat hoor je ook al veel in de Limburgse dialecten.
            de mijnwerkers per nationaliteit gescheiden woonden,   Bovendien maakt het Cité-Duits in tegenstelling tot het
            kende Eisden geen segregatie en was er dus veel taal-  Duits geen onderscheid naar grammaticaal geslacht.
            contact. Iedereen sprak in die tijd wel wat Duits, als een   Naar het mannelijke Tisch en het vrouwelijke Blume
            soort lingua franca, zoals tegenwoordig bijna iedereen   wordt altijd met der verwezen.”
            Engels spreekt. Zo ontstond een mengelmoes: een taal      Al met al concludeert Pecht dat er vaak geen duide-
            die niemand in die regio als moedertaal had.”    lijke grenzen te trekken zijn door het Cité-Duits. “De
               De mijnwerkers hadden weinig contact met mensen   taal kent veel verschillende kenmerken uit de brontalen,
            buiten de wijk, die ook nog eens op hen neerkeken. Met   maar je kunt niet met zekerheid bepalen of die nu uit het
            het Cité-Duits markeerden de sprekers zich als groep die   Belgisch-Nederlands, het Duits of het Maaslands zijn
            zich onderscheidde van de niet-mijnwerkers.      overgenomen. Het is onmogelijk om scherpe grenzen te
               De taal werd vooral gesproken door mannen. Pecht:   trekken tussen die talen.”
            “Het Cité-Duits was een echte ondergrondse taal, en
            vrouwen mochten niet ondergronds werken. De mannen   DOODVONNIS
            spraken het onderling informeel, tijdens het werk of    Met de sluiting van de mijn in 1987 en het verdwijnen
            direct erna, als ze samen een biertje gingen drinken.    van de omliggende industrie begin jaren negentig werd
            Er waren wellicht wel meisjes die de taal ook spraken,   het doodvonnis van het Cité-Duits getekend. “Daarmee
            bijvoorbeeld als zij broers in de mijnen hadden, maar zij   verdween ook een groot deel van de gelegenheden om
            vormden dan de uitzondering.”                    de taal te spreken”, vertelt Pecht. “Voor hun kinderen
                                                             wilden de mijnwerkers bovendien liefst een betere toe-
            ‘FAHREN MIT DE FIETS’                            komst. Die gingen dan ook vaak buiten de mijn werken,
            Voor haar onderzoek maakte Pecht opnames van de laat-  waardoor de taal ook niet van generatie op generatie
            ste twaalf sprekers tijdens onderlinge groepsgesprek-  werd doorgegeven.”
            ken. Ze vergeleek verschillende taalkundige kenmerken      Acht van de negen overgebleven sprekers van het
            van het Cité-Duits met de individuele talen uit die men-  Cité-Duits wonen nog steeds in Eisden. De negende, een
            gelmoes. “Dat was niet eenvoudig, want er is ook veel   broer van een van de anderen, woont in Californië. Zij
            variatie binnen het Duits en het Nederlands. Waar ga je   waren allemaal erg blij met de interesse van Pecht voor   ONZE TAAL 2021  —  7/8
            dan mee vergelijken?” Toch zag Pecht enkele opvallende   hun taal. “Het is toch een stuk van hun cultuur, dus ze
            patronen.                                        vinden het belangrijk dat daar op deze manier nog iets
               “De woordenschat is veelal Duits, al hoor je tussen-  van bewaard blijft”, aldus Pecht. “Ik wil ook graag nog
            door ook veel Nederlandse en Maaslandse woorden.    iets voor hen terugdoen. Mijn plan is een meertalige
            Maar de woordvolgorde is dan weer veel vrijer dan in    website voor een breed publiek op te zetten, om op deze
            het Duits; die lijkt meer op het Nederlands en Maas-  manier de verhalen van de gemeenschap als cultureel
            lands. Je kunt bijvoorbeeld zeggen ‘Du wars besser wie   erfgoed te bewaren.”                      29
   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34