Page 16 - OnzeTaal_jul_aug2021
P. 16

tijden op: “Ik bid niet veur brune bonen.” Ook
            de reactie van Bartjes ouders op die uitspraak
            zijn gesteld in een soort ‘Drents light’:

               “Ie bint jà een wild dier geliek!” roept
               moeder. “Zoek dan maar een ander huus
               op, heur! Wij willen zo’n stiefkop niet meer
               hebben.”
               “Zo is ’t,” bevestigt vader, verrast door
               dit nieuwe gezichtspunt. “Smeer hem maar.
               Zuuk maar een ander vader en moeder.
               En heb ’t hart eens in ’t lief, dâ j’ weeromme
               kommen.”

            DE TANDELOZE TIJD
            Een hedendaagse Nederlandse opvolger van
            deze schrijvers is A.F.Th. van der Heijden
            (1951). In de delen van zijn romancyclus De
            tandeloze tijd die zich afspelen in zijn geboorte-
            dorp, het Noord-Brabantse Geldrop, spreken
            sommige personages Brabants. Een verschil is
            dat het Nederlands ook in de wereld van de
            mensen in dit dorp is doorgedrongen. Men is er
            inmiddels tweetalig. De verteller van Vallende
            ouders denkt over de verschillen na:

               Mijn vader draaide zich om naar mijn moe-
               der en zei: ‘Ge bloeit’. ‘Bloeien’ was zo’n
               dialectwoord dat me in verwarring bracht.
               Door de dubbeltaligheid in ons gezin bete-
               kende het voor mij zowel bloeien als bloe-
               den. (Voor bloeien in de zin van bloesem
               voortbrengen bezigde mijn vader het woord
               ‘blujen’. ‘Ullejen pirrenbum bluujt schon.’
               ‘Jullie pereboom staat mooi in bloei.’) Het woord   te een gazet. Daar móet ge patois tegen babbelen, of
               werkt naar de ene kant verzachtend en naar de andere   ze denken dat ge het hoog in uw bol krijgt, en ze gaan
               kant verhevigend. Het maakte bloeien pijnlijker en   hun charcuterie op een ander kopen. Maar iemand
               bloeden minder erg. Het had de dubbelzinnigheid van   zoals gij? Op de radio, op tv, op het podium … Hebt ge
               een roos.                                       uzelf al eens bezig gehoord? Ge hebt dat niet van mij.
            Hele romans in dialect schrijven gebeurt overigens nog   ONHERROEPELIJK
            steeds nauwelijks. Mensen die het doen, hebben ook   Het is opvallend dat hedendaagse schrijvers als Van der
            vaak slechts beperkt succes in een geografisch kleine   Heijden en Lanoye het dialectgebruik koppelen aan de
            kring. Er zijn geen voorbeelden van succesvolle boeken   generatie van hun ouders, terwijl schrijvers als De Vries
                                                             en De Jong het gebruikten in boeken over kinderen.
                                                                Je kunt het zien als een teken van het langzaam ver-
                                                             dwijnen van de streektaal. Hoe dan ook is de bekendste
        In een zeventiende-eeuws                             twintigste-eeuwse dichtbundel die in een dialect
                                                             geschreven is, Heftan tattat! (‘Heeft het aan het hart
        gedicht wordt het Zeeuws                             gehad’) van Willem Wilmink, doordrenkt van nostalgie.
                                                             Wilmink schreef de bundel toen hij zich aan het eind van
        vergeleken met het                                   zijn leven weer vestigde in de straat in Enschede waar hij
                                                             ook zijn jeugd had doorgebracht. De bundel gebruikt het
        gekwaak van kikkers.                                 dialect om een verleden op te roepen dat onherroepelijk
                                                             verloren is gegaan – net als dat dialect zelf:
                                                               GAIT-JAN
      ONZE TAAL 2021  —  7/8  buiten de dialogen doorspekken met woorden en uit-  en rookn zoo mooi van mien vaars tabak.
            die helemaal in het dialect geschreven zijn. Vooral
            in Vlaanderen zijn er wel schrijvers die hun proza ook
                                                               Wiej zaatn mangs op n peunt van n dak
            drukkingen die ze aan het dialect ontlenen. Tom Lanoye
                                                               Dow hars ne hut van hoalt op n plas
            (1958) laat zijn moeder erover klagen in zijn roman
                                                               en doo’s verleefd op dat wichtke was,
            Sprakeloos:
                                                               heb ik doar n breef skrevn den’s dow heur hes bracht.
                                                               Wiej hebt n keer biej nen boer oavernacht
               Waar gij toch uw lelijke a vandaan blijft halen? In be-
                                                               en wiej waarn zoo bliej met t eerste lech.
               sloten kring kan ik dat begrijpen, Sint-Niklazenaren
               ondereen. Of in de winkel, als men met zijn klanten   in t heui, bang veur breui, en wiej sleupn slech
               babbelt. Brave menskens, van wie de meesten nog   Wat wusn wiej nog, dat op n keer
    16         nooit een serieus boek hebben gelezen, en met moei-  ik der nog wean zol en dow nich meer?   
   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21