Page 15 - OnzeTaal_jul_aug2021
P. 15
toe te goan; moar eindelik, toen Knilles ook uutschoai
met bloazen, toen zin ze opgemarsierd.
TE CALVINISTISCH
Ook Cremers grote concurrent als schrijver en voor-
drachtskunstenaar, Eduard Douwes Dekker (Multatuli,
1820-1887), schreef af en toe stukjes in het dialect. Nu
was Douwes Dekker een Amsterdammer die een groot
deel van zijn leven in Nederlands-Indië en in Duitsland
woonde, maar hij deed af en toe ook verslag van wat
hem op het Nederlandse platteland overkwam:
Ik herinner me (…) hoe ik eens in een dorp naby
Purmerend door boerenjongens werd nagelopen
en uitgejouwd, omdat ik een broek droeg die tot
nederigheid werd gedwongen door een paar souspieds
[= koorden die de broekspijpen samenbonden].
- Kaik, hai heit skoytjes [= schuitjes] an … luidde het
Ilpendammer: Kruist hem! en ik liep zo hard weg, als
myn skoytjes gedoogden.
In dezelfde tijd ontstond er ook in Vlaanderen belang-
stelling voor de streektaal. De situatie was een beetje
anders dan in Nederland omdat de Nederlandse stan-
daardtaal daar geen officiële status had, en er een strijd
woedde over de vraag of men de standaardtaal uit ‘het
noorden’ wel moest accepteren of beter kon kiezen voor
een eigen standaard die geworteld was in de zuidelijke
dialecten. De priester-dichter Guido Gezelle (1830-1899)
was die laatste gedachte toegedaan. Het Standaard-
nederlands was hem te calvinistisch; liever koos hij
voor een eigen Vlaamse taal, gebaseerd op de dialecten:
De vlaamsche tale is wonder zoet,
voor die heur geen geweld en doet,
teren. Het zogeheten ‘realisme’ kwam in zwang, waarbij maar rusten laat in ’t herte, alwaar,
‘echte’ mensen van lagere komaf werden beschreven in ze onmondig leefde en sliep te gaar,
hun alledaagse leven. Belangrijk in deze ontwikkeling tot dat ze, eens wakker, vrij en vrank,
was de in zijn tijd immens populaire schrijver J.J. Cremer te monde uitgaat heur vrijen gang!
(1827-1880), met onder andere zijn Overbetuwsche novel-
len (1856), die zich afspeelden in de buurt van Driel, en NIKS-KE NIE!
De vroegere spot over het dialect maakte in de tweede
helft van de negentiende eeuw dus plaats voor bewonde-
ring voor deze veel minder ‘kunstmatige’ taal, waarvan
De vroegere spot over het werd vermoed dat ze eeuwenlang onveranderd was ge-
bleven. Het verondersteld weinig gecultiveerde dat ooit
dialect maakte in de tweede de spotlust had opgewekt, was nu een aanbeveling.
Het dialect bleef ook in de twintigste eeuw een instru-
helft van de negentiende eeuw ment van schrijvers die het ware leven wilden schilde-
ren. A.M. de Jong (1888-1943) schreef de dialogen van
plaats voor bewondering. zijn populaire romanreeks Merijntje Gijzens jeugd (1925-
1927) bijvoorbeeld in het dialect van het West-Brabantse
Steenbergen:
geschreven waren in het plaatselijke dialect. Dat dialect - Zijde nie bang van me, Merijntje?
– dat Cremer kende omdat hij uit de buurt kwam – had - Neeë-n-orre, zei het kind zonder aarzelen. –
hij nog sterk aangepast aan standaardtalige schrijftaal- Niks-ke nie! Ge droag me toch … één me zijn nou
normen, bijvoorbeeld met lange zinnen, al boekte de toch vóór den doonkere thuis?
schrijver ook grote successen met zijn fameuze, zeer – Ooo, jongeske! riep de Kruik, en verbaasde zich
overtuigende mondelinge voordracht: inwendig niet weinig over zichzelf: dat hij zo on-
gedwongen kon gekscheren met een kind, dadelik
Toen ’t oavend wier – gezêgende oavend! – toen heb- na de gebeurtenissen van deze woeste middag en zijn ONZE TAAL 2021 — 7/8
ben ze buute gezeuten, overal veur de deur ien de opgewonden stemming van kort tevoren nog. – Ooo,
moaneschien. Knilles, die van z’n lêven zooveul as jongeske! Zijde gij bang in den doonkere … Dan doede
trompetter bij de kerresiers [= kurassiers, huzaren] is zeker veul kwoad?
gewêst, het tot heel loat, wel tien, half-elf, allerlei
deunjes op de trompet gebloazen, dat ’et over ’t heele Anne de Vries (1904-1964) werd vooral bekend met zijn
darp en nog wiejer heerklonk: oarig [= mooi], o zoo boek Bartje (1935), over een Drents jongetje. Dat boek
oarig! En – allemoal zin ze te laks gewêst um noar bed leverde waarschijnlijk de bekendste Drentse zin aller 15